Belanghebbende is een rechtspersoon die zorgvastgoed realiseert. In 2018 ontwikkelde belanghebbende een woon(zorg)-complex voor een investeerder. Voor de werkzaamheden zijn facturen verstuurd, maar de hierop in rekening gebrachte omzetbelasting is niet aangegeven in de aangiftes omzetbelasting. Deze aangiftes werden verzorgd door een accountant. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur een naheffingsaanslag van € 76.604 opgelegd alsmede een vergrijpboete van 25%.

In geschil is uitsluitend of de vergrijpboete terecht en niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.

De Rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van grove schuld omdat belanghebbende de aangiftes heeft laten verzorgen door een accountant. Niet in geschil is dat deze adviseur als voldoende deskundig gehouden mocht worden en aan diens zorgvuldige taakvervulling niet getwijfeld hoefde te worden.

Tijdens de zitting heeft de Rechtbank nog naar voren gebracht hoe het kan dat de omzetbelasting wel is opgenomen in de boekhouding maar dat vervolgens nihilaangiftes zijn gedaan. Volgens belanghebbende had haar accountant geadviseerd om in afwachting van vooroverleg met de Belastingdienst nihilaangiften te doen. Dat vooroverleg zag op besparing van omzet- en overdrachtsbelasting ten aanzien van het woon(zorg)-complex. Volgens de inspecteur is sprake van grove schuld bij belanghebbende omdat zij toezicht had moeten houden. De Rechtbank gaat hier niet in mee. Het betreft een (fiscaal) inhoudelijke component die op het terrein van de adviseur ligt en waarbij belanghebbende op haar adviseur mocht vertrouwen. De stelling dat belanghebbende wist dat wanneer zij facturen verstrekt waarop omzetbelasting in rekening is gebracht deze omzetbelasting ook aangegeven en voldoen moet worden, is in het licht hiervan onvoldoende om te concluderen dat bij belanghebbende sprake is van het grofschuldig niet betalen van omzetbelasting.

De vergrijpboete wordt vernietigd.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2020:5411