Na een boekenonderzoek is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 108.355 en een vergrijpboete van € 6000 opgelegd. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de vergrijpboete gegrond verklaard en heeft de boete verminderd tot nihil.

In beroep bij de Rechtbank heeft de inspecteur desgevraagd verklaard dat, hoewel hij meent dat de boete terecht is opgelegd, hij de boete heeft verminderd tot nihil in overleg met een collega in het kader van een traject voor ‘Horizontaal Toezicht’ dat liep bij de gemachtigde van belanghebbende. Voorts is door de inspecteur gesteld dat hij de boete heeft verminderd in plaats van deze te vernietigen om de mogelijkheid te behouden om in geval van recidive een hogere boete op te leggen.

In geschil is of de inspecteur terecht de boete heeft verminderd en niet heeft vernietigd en of belanghebbende – wegens de vermindering van de boete tot nihil – bij haar beroep nog wel een procesbelang heeft.

De Rechtbank is van oordeel dat – op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad – het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, indien bij belanghebbende een belang ontbreekt. Belanghebbende kan volgens de Rechtbank niet in een betere positie komen, omdat de boete niet verder kan worden verlaagd. Daarnaast is de Rechtbank van oordeel dat bij een vermindering van de boete tot nihil, de boete(beschikking) feitelijk is vernietigd. Een schuldigverklaring zonder strafoplegging acht de Rechtbank niet mogelijk. Derhalve kan de inspecteur de (vernietigde) boetebeschikking niet gebruiken ten behoeve van een verhoging bij een eventuele volgende boete, aldus de Rechtbank. Dit brengt volgens de Rechtbank met zich mee dat belanghebbende geen belang heeft bij het instellen van beroep en dus is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk. Tot slot overweegt de Rechtbank dat indien en voor zover de inspecteur een eventuele volgende vergrijpboete zou opleggen en zou verhogen in verband met recidive, door belanghebbende tegen die beschikking kan worden opgekomen.

Rechtbank Noord-Nederland, 7 juli 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2015:3649