Belanghebbende is geïdentificeerd als (mede)rekeninghouder van een niet opgegeven bankrekening bij de bank Van Lanschot Bankiers in Luxemburg (VLB). Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen en een 100% vergrijpboete.

Aanvankelijk heeft belanghebbende steeds ontkend een rekening in het buitenland te hebben aangehouden. De gemachtigde van belanghebbende heeft de Rechtbank bericht dat belanghebbende openheid van zaken wil geven en dat de daarvoor benodigde bankbescheiden aan de inspecteur zijn gezonden.

Met betrekking tot de boete stelt belanghebbende zich ter zitting op het standpunt dat de inspecteur onvoldoende heeft gemotiveerd waarom en op welke gronden de onderhavige boete op 100% is vastgesteld. Het louter aanhouden van een buitenlandse bankrekening en het niet vermelden van die rekening in de aangifte, kan volgens haar niet gezien worden als een strafverzwarende omstandigheid. Bovendien dient de boete volgens belanghebbende gematigd te worden omdat zij openheid van zaken heeft gegeven en de redelijke termijn is overschreden.

Ter zitting heeft de inspecteur aangegeven dat de 100% vergrijpboete dient te worden verminderd tot 90% van de boetegrondslag, omdat alsnog openheid van zaken is gegeven. De Rechtbank vermindert de boete voorts nog met 20% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Aldus acht de Rechtbank een boete van 72% passend en geboden. De Rechtbank ziet geen reden de boete verder te matigen.

Rechtbank Noord-Nederland 22 december 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:6183

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2015:6183