Belanghebbende runt een eenmanszaak en koopt op een veiling een machine voor € 47.676. Belanghebbende is voornemens de machine te verkopen en richt twee vennootschappen op de Seychellen en een vennootschap op de Marshall Eilanden op. Door middel van commissieovereenkomsten belandt een deel van de opbrengst van de verkoop (€ 122.130) in de buitenlandse vennootschappen. De commissiekosten van € 122.130 betaald door belanghebbende aan een van die vennootschappen (Ltd 1) worden in de IB aangifte 2014 als kostenpost opgevoerd.

De inspecteur vermeerderd naar aanleiding van een boekenonderzoek het verzamelinkomen met € 122.130 en legt tevens een vergrijpboete op van 75% wegens opzet en enkele straf vermeerderende omstandigheden. De rechtbank volgt de inspecteur in het standpunt dat de buitenlandse vennootschap geen tegenprestatie heeft verricht en de kosten niet in het kader van de onderneming gemaakt zijn. De aanslag blijft in stand.

Wat betreft de vergrijpboete van 75% – ad € 27.478 – overweegt de rechtbank dat de listigheid waarmee belanghebbende opzettelijk onjuiste aangifte heeft gedaan blijkt uit de overgelegde stukken en het feit dat belanghebbende via de Ltd’s beschikking heeft gekregen over het gehele in aftrek genomen bedrag. Het verweer van belanghebbende dat hij slechts is afgegaan op adviezen van zijn adviseurs gaat niet op. Uit de stukken blijkt dat de adviseurs niet volledig inzicht hebben gekregen in de feiten en omstandigheden, in het bijzonder was niet duidelijk dat het gehele bedrag belanghebbende via een vennootschap – niet opgericht onder begeleiding van een adviseur maar in opdracht van belanghebbende zelf – ten goede zou komen.

Belanghebbende voert ter zitting aan dat de boete moet worden vernietigd wegens zijn slechte financiële omstandigheden. De rechtbank ziet mede gelet op het feit dat de boete al is gematigd door de inspecteur geen aanleiding tot verdere matiging. Uit de door belanghebbende overgelegde stukken blijkt weliswaar zijn slechte financiële situatie maar daarbij is geen inzicht verleend in de vennootschappen waarvan hij uiteindelijke gerechtigde is, aldus de rechtbank. De boete wordt wegens overschrijding van de redelijke termijn nog wel met 15% verlaagd tot € 23.356.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 augustus 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4697