De activiteiten van belanghebbende, een BV, bestaan uit het beleggen van vermogen in en het aan- en verkopen en exploiteren van, vastgoed. Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur over de jaren 2008 tot en met 2012 naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd met vergrijpboetes van 25%.

In geschil is onder meer of de vergrijpboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Het Hof stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat de boekhouder grove schuld wordt verweten. Het Hof zal de vraag beantwoorden of X, de grootaandeelhouder, grove schuld kan worden verweten en, zo ja, of deze grove schuld aan belanghebbende dient te worden toegerekend. Aangezien de rol van de boekhouder van invloed kan zijn op de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van X, zal het Hof dit meenemen in zijn beslissing.

Naar het oordeel van het Hof is de inspecteur erin geslaagd te bewijzen dat X grove schuld is te verwijten. X heeft veel ervaring in vastgoedexploitatie en stuurt een grote groep vennootschappen aan die zich bezig houden met de exploitatie van diverse soorten vastgoed (kantoren, woningen en monumenten). Het is op het eerste oog niet logisch om in de aangiften alle voorbelasting in aftrek te brengen, terwijl op de uitgaande facturen geen of een klein bedrag aan omzetbelasting in rekening wordt gebracht. Naar het oordeel van het Hof mag van een bestuurder worden verwacht dat hij zorgvuldig omgaat met de fiscale verplichtingen van de onderneming(en) die hij leidt. Het is volgens het Hof ernstig nalatig of laakbaar slordig hierop geen enkel toezicht te houden.

Het uitbesteden van de aangiften aan de boekhouder ontslaat X niet van zijn eigen verplichtingen. Vooral binnen een groep vastgoedondernemingen, waar de toepassing van de regelgeving over de omzetbelasting sterk afhankelijk is van de feiten en de gevolgen per handeling sterk kunnen verschillen, is het van belang een goed systeem te ontwikkelen voor de uitoefening van het recht op aftrek en hierop enige mate van toezicht te houden. Hierin is X naar het oordeel van het Hof ernstig tekortgeschoten.

De grove schuld van X dient aan belanghebbende te worden toegerekend. X heeft een bepalende invloed op het beleid en het doen en laten van belanghebbende. Het is derhalve aan X te wijten dat te veel voorbelasting in aftrek is gebracht. Het Hof ziet geen aanleiding de boetes verder te matigen dan met de 15% die door de Rechtbank reeds is toegepast.

Ten aanzien van de vergrijboete over 2012 overweegt het Hof dat belanghebbende uit de jurisprudentie had afgeleid dat tijdens leegstand recht op aftrek van voorbelasting bestaat en heeft (later) bevestiging van dit standpunt gevonden in jurisprudentie van de Hoge Raad. Gelet op de nog steeds niet afgeronde discussie daarover zal het Hof het beroep op een pleitbaar standpunt voor dit jaar honoreren en de boete over 2012 vernietigen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4483 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:4483