De inspecteur heeft aan belanghebbende over verschillende jaren naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting opgelegd ter zake van correcties privégebruik auto’s door werknemers. Daarbij zijn eveneens vergrijpboetes opgelegd.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aan haar opgelegde vergrijpboetes dienen te vervallen, nu zij op 18 april 2017 is ontbonden en opgehouden te bestaan. De Rechtbank overweegt dat de regelgeving uit het strafrecht van toepassing is voor zover het gaat om de vraag of bestuurlijke beboeting nog mogelijk is nadat een rechtspersoon is opgehouden te bestaan. Daarbij is van belang of de kennisgeving van de bestuurlijke boete heeft plaatsgevonden voordat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan. In het onderhavige geval heeft de kennisgeving tot het opleggen van de boete plaatsgevonden met het toezenden van het conceptrapport van het boekenonderzoek. De boetes zijn vervolgens opgelegd bij beschikkingen. Zowel de kennisgeving van het voornemen tot boeteoplegging als de boeteoplegging zelf hebben plaatsgevonden vóór de ontbinding van de rechtspersoon. De beroepsgrond faalt dan ook.

Naar het oordeel van de Rechtbank is de inspecteur geslaagd in zijn bewijslast, behoudens de boete die is opgelegd bij de naheffingsaanslag omzetbelasting over 2014, om aannemelijk te maken dat belanghebbende grove schuld valt te verwijten. Belanghebbende had zich moeten realiseren dat sprake was van terbeschikkingstelling van de auto’s aan de werknemers van belanghebbende en dat een bijtelling alleen achterwege kon blijven indien uit sluitende rittenregistraties dan wel anderszins blijkt dat niet meer dan 500 km privé wordt gereden. Voorts had belanghebbende zich ervan bewust moeten zijn dat in verband met de terbeschikkingstelling van de auto’s omzetbelasting was verschuldigd. Daar komt bij dat de inspecteur belanghebbende in het rapport naar aanleiding van het boekenonderzoek dat bij belanghebbende heeft plaatsgevonden, reeds heeft gewezen op het feit dat het gebruik van de auto’s door het personeel goed moet worden geadministreerd, en dat als niet blijkt dat er minder dan 500 kilometer privé wordt gereden, een bijtelling dient plaats te vinden.

Ten aanzien van de vergrijpboete over 2014 ter zake van de omzetbelasting stelt de Rechtbank vast dat de inspecteur in de uitspraak op bezwaar de bij de naheffingsaanslag loonheffingen over 2014 opgelegde vergrijpboete heeft verminderd tot nihil omdat belanghebbende geen grove schuld verweten kon worden. De Rechtbank volgt de inspecteur hierin. Dit heeft volgens de Rechtbank tot gevolg dat belanghebbende ook voor de aangiften omzetbelasting 2014 geen grove schuld kan worden verweten. De vergrijpboete over 2014 inzake de omzetbelasting zal de Rechtbank derhalve vernietigen.

De Rechtbank matigt de vergrijpboetes verder met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Rechtbank Den Haag 26 april 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:5949

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:5949