Belanghebbende woont in Nederland en dreef een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten van belanghebbende bestonden uit het geven van organisatie-, financierings-, assurantie- en belastingadvies en het verrichten van administratieve dienstverlening. Belanghebbende verzorgde als zodanig bedrijfsadministraties van ondernemers en deed belastingaangiften voor ondernemers en particulieren. Hij beschikte daarvoor over een beconnummer bij de Belastingdienst.

In maart 2013 is tegen belanghebbende een strafrechtelijk onderzoek gestart door de FIOD. Vermoed werd dat belanghebbende opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften indiende. Het ging daarbij om belastingaangiften die belanghebbende voor verschillende particuliere cliënten deed. Belanghebbende is door de strafkamer van het Hof veroordeeld voor valsheid in geschrift en oplichting van de Staat. Het strafdossier is aan de inspecteur ter beschikking gesteld. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur correcties toegepast en belastingaanslagen en vergrijpboetes van 40% opgelegd. 

Het Hof is van oordeel dat uit het strafrechtelijke en fiscaalrechtelijke onderzoek blijkt dat belanghebbende niet een administratie heeft bijgehouden die voldoet aan de eisen die een onderneming zoals belanghebbende uitoefent, daaraan stelt. Uit die onderzoeken blijkt voorts dat, zoals het Hof aannemelijk heeft geoordeeld, belanghebbende aanzienlijke bedragen aan winst niet in zijn aangiften inkomstenbelasting voor de jaren 2010 en 2012 heeft opgenomen. Belanghebbende, die administratieconsulent en belastingadviseur is van beroep, moet naar het oordeel van het Hof hebben geweten dat de aangiften die hij deed onjuist waren. Door toch die aangiften te doen heeft belanghebbende opzettelijk onjuiste aangiften gedaan, althans heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat door het doen van die aangiften een aanzienlijk lager bedrag aan belasting zou worden geheven dan hij in werkelijkheid was verschuldigd.

Een boete van 40% van de nagevorderde belasting is naar het oordeel van het Hof in dit geval passend en geboden. Met een vermindering van 5%, zoals door de Rechtbank toegepast in verband met het overschrijden van de redelijke termijn, kan het Hof zich verenigen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1132

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2018:1132