Belanghebbende is gehuwd en is werkzaam in dienstbetrekking. In 2012 heeft belanghebbende € 54.270 aan inkomsten uit arbeid genoten en in 2013 € 58.284. De echtgenote van belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, waarvan de activiteiten bestaan uit de exploitatie van een coaching-bureau en uit de verkoop van noten, gezonde muesli en aanverwante artikelen.

Belanghebbende en zijn echtgenote hebben een eigen woning. Ten behoeve van de onderneming van de echtgenote hebben zij in 2012 en 2013 geïnvesteerd in een tuinhuis en een nieuwe schuur. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 € 25.938 respectievelijk 2013 € 19.938 als aftrekbare eigenwoningrente en financieringskosten met betrekking tot de eigen woning opgenomen. In de aangifte staat vermeld dat belastingplichtigen alleen de (hypotheek)rente mogen aftrekken voor het deel van de hypotheek of schuld dat de Belastingdienst tot de eigenwoningschuld rekent.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd alsmede vergrijpboetes van € 1.889 en € 611.

Het Hof oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende te kwader trouw heeft gehandeld, omdat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte wist dat investeringen in het tuinhuisje en een schuur geen rente- en financieringskosten van de eigen woning zijn. De enkele omstandigheid dat het tuinhuisje en de schuur op het erf van de eigen woning staan is onvoldoende om deze investeringen aan te merken als rente- of financieringskosten van de eigenwoningschuld. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht het Hof deze vergrijpboetes passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:287