Belanghebbende, een stichting, heeft naar het oordeel van de inspecteur ten onrechte de vrijwilligersregeling toegepast en geen loonheffing ingehouden op de betaling aan een drietal personen. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd met vergrijpboetes van 25%.

Aanvankelijk – in het rapport van het boekenonderzoek – werd belanghebbende opzet verweten voor het ten onrechte toepassen van de vrijwilligersregeling. In beroep stelt de inspecteur zich op het standpunt dat sprake is van een typefout en dat werd bedoeld grove schuld. Belanghebbende verzet zich tegen de wijziging van de schuldgradatie. De Rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan te nemen dat de juridische kwalificatie van de aan de boete ten grondslag gelegde feitelijke gedraging niet in de loop van de procedure kan worden gewijzigd. De Rechtbank zal derhalve toetsen of sprake is van grove schuld.

Belanghebbende en de inspecteur zijn het erover eens dat belanghebbende bekend was met de vrijwilligersregeling en deze maandelijks op betalingen heeft toegepast. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende zich ook op de hoogte had moeten stellen van alle voorwaarden voor de regeling. Daarbij wijst de inspecteur op een handboek loonheffingen. Belanghebbende had zich moeten realiseren dat het uiterst twijfelachtig was of zij voldeed aan alle voorwaarden.

De Rechtbank overweegt dat de wettelijke regelingen open normen bevatten en geen concrete handvatten bieden voor de beoordeling wanneer een vergoeding marktconform wordt geacht in het geval van een hoger loon dan de uurnorm. De handelwijze van belanghebbende kan naar het oordeel van de Rechtbank dan ook niet worden gekwalificeerd als een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. Voor zover de boetes zien op het ten onrechte toepassen van de vrijwilligersregeling moeten deze worden vernietigd.

Voor wat betreft de betalingen aan de drie verschillende personen is de Rechtbank van oordeel dat belanghebbende in een oogopslag had moeten zien dat de verzonden facturen niet afkomstig waren van een ondernemer. In een dergelijk geval mag worden verwacht dat belanghebbende onderzoek had gedaan naar de vraag of de personen daadwerkelijk ondernemer waren, te meer omdat er geen VAR-verklaringen aanwezig waren. Derhalve is ten onrechte geen loonheffingen voldaan en is zodanig lichtvaardig gehandeld dat sprake is van grove schuld.

Nu onduidelijk is welke afspraken tussen belanghebbende en haar adviseurs zijn gemaakt en niet aannemelijk is geworden dat de adviseurs hebben geadviseerd omtrent de kwestie over de betalingen, kan belanghebbende geen geslaagd beroep doen op het vertrouwen in de adviseur.

De Rechtbank acht de opgelegde vergrijpboetes van 25% passend en geboden.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2019:2807