Belanghebbende is een VOF waarin een onderneming wordt gedreven die vis op de markt verkoopt. Zij heeft geen aangiftes dan wel nihilaangiftes gedaan, behoudens over december 2009. Daar is per saldo zo weinig omzetbelasting verschuldigd dat belanghebbende een beroep doet op de kleine ondernemersregeling. Na een boekenonderzoek blijkt aanzienlijk te weinig omzetbelasting te zijn aangegeven. Hierdoor treedt omkering en verzwaring van de bewijslast in. De inspecteur legt over de jaren 2009 t/m 2014 naheffingsaanslagen omzetbelasting alsmede (m.u.v. 2009) vergrijpboetes op.

De inspecteur heeft de nieuwe aanslagen opgelegd aan de hand van een redelijke schatting. Op grond van de administratie van belanghebbende is het niet mogelijk een redelijke schatting te maken, waardoor de inspecteur een theoretische berekening toepast. De berekening is gebaseerd op inkoopcijfers en de verkoopprijzen van de verschillende soorten vis. Zodoende is de inspecteur zorgvuldig tot een redelijke schatting gekomen, aldus de Rechtbank.

De inspecteur heeft aan belanghebbende vergrijpboetes opgelegd van 50% wegens opzettelijk niet of onjuist doen van aangiftes omzetbelasting De inspecteur voert aan dat belanghebbende nihilaangiftes heeft ingediend, terwijl niet in geschil is dat belanghebbende een lopend, actief bedrijf runde. Daarnaast zijn de opgevraagde bescheiden niet door belanghebbende overgelegd en zijn de transacties niet in de administratie verwerkt. In de uitspraak op bezwaar zijn de vergrijpboetes verlaagd tot 25% omdat er ook voor de inkomstenbelasting vergrijpboetes zijn opgelegd. Belanghebbende betwist dat er sprake is van opzet. De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende wist dat zij onjuiste aangiftes deed. Nihilaangiftes zijn per definitie onjuist bij een lopend, actief bedrijf. In feite heeft belanghebbende dat ook niet bestreden. Belanghebbende moet zich dus ook bewust zijn geweest van het feit dat de nihilaangiftes zouden leiden tot het afdragen van te weinig  omzetbelasting.

In de samenloop met de boetes in de inkomstenbelasting en de beperkte financiële draagkracht van de vennoten, die de boetes uiteindelijk zullen moeten dragen, en het feit dat de naheffingen door middel van omkering van de bewijslast tot stand zijn gekomen, ziet de Rechtbank aanleiding de boetes te matigen tot 20% van de nageheven omzetbelasting. Dat betekent dat de boete over de jaren 2010 en 2011 wordt gematigd tot € 2.162 en die over de jaren 2012 tot en met 2014 tot € 4.459. Deze boetes acht de Rechtbank passend en geboden. Gelet hierop zijn de beroepen ter zake van de boetebeschikkingen gegrond.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2019:5160