Belanghebbende exploiteert een binnenschip waarmee hij plantaardige olie vervoert. De ladingtanks van het schip worden regelmatig gereinigd door deze schoon te spoelen met water. Dat spoelwater wordt verzameld in sloptanks. Die sloptanks bevatten het spoelwater en de restanten olie, slops genoemd. De schipper ontdoet zich van de slops door deze op te laten halen door een vethandelaar. Als het percentage olie in de slops hoog genoeg is, krijgt de schipper ervoor betaald. Volgens de inspecteur heeft belanghebbende de betalingen voor de slops niet alleen per bank, maar ook contant ontvangen. Deze contante betalingen zijn volgens de inspecteur buiten de administratie gehouden en niet verantwoord in de aangiften IB 2011 t/m 2013. De inspecteur heeft navorderingsaanslagen en vergrijpboeten opgelegd.

Rechtbank Noord-Nederland constateert dat de meeste transacties in de jaren 2012 en 2013 hetzelfde patroon volgden. De inkoopfacturen van de vethandelaar komen telkens overeen met de gegevens op de begeleidingsbrieven voor de ontdoeningen. Daarnaast sluit de hoeveelheid slops volgens de begeleidingsbrieven goed aan bij de inhoud van de sloptanks van het schip. Deze gang van zaken vraagt volgens de rechtbank om een verklaring.

Belanghebbende heeft verklaard geen contante betalingen te hebben ontvangen en dat de vethandelaar valse facturen opmaakte voor contante betalingen. Dit verklaart echter niet de gang van zaken zoals die ook uit de administratie van belanghebbende blijkt. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende wel degelijk betaald kreeg voor het totale aantal kilo’s aan olie zoals die werden vastgesteld en blijkt uit de administratie en dat hij daarom ook de gestelde contante betalingen heeft ontvangen. De inspecteur heeft de correcties voor de jaren 2012 en 2013 aannemelijk gemaakt. Met betrekking tot het jaar 2011 heeft de rechtbank gedeeltelijk hetzelfde patroon geconstateerd. Voor de periode van 25 maart 2011 tot en met 27 oktober 2011 is dit echter anders. In zoverre wordt de aanslag vermindert.

Ten aanzien van de vergrijpboeten overweegt de rechtbank als volgt. De inspecteur heeft, door alleen te verwijzen naar de administratie van de vethandelaar zonder verdere omstandigheden aan te voeren, niet buiten redelijke twijfel bewezen dat belanghebbende de feitelijke gedraging (het in ontvangst nemen van contanten van de vethandelaar zonder deze te verantwoorden) daadwerkelijk heeft verricht. De rechtbank vernietigt de vergrijpboeten en vermindert de navorderingsaanslag over 2011 van € 186.490 tot € 114.286. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn kent de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 4.500 toe.

Rechtbank Noord-Nederland 19 november 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:4475

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2024:4475