Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen loonheffing alsmede vergrijpboeten van in totaal € 98.049 opgelegd. In geschil is onder meer de vraag of de vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Belanghebbende dreef een onderneming die beschikte over verschillende voertuigen die aan een rijschool – tegen vergoeding – ter beschikking werden gesteld. Deze rijschool verzorgde onder meer praktijk- en theorielessen. Door een aantal rij-instructeurs werden de rijlessen verzorgd. Aanvankelijk waren er 2 rij-instructeurs die als vennoten betrokken waren bij de rijschool en later zijn er meer instructeurs toegetreden. De rij-instructeurs moesten zelf hun verzekeringen verzorgen. Geen van de instructeurs had een VAR-verklaring.

Door de inspecteur zijn – naar aanleiding van een boekenonderzoek – naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd, omdat feitelijk sprake is van loondienst. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende een vennootschap heeft opgericht en rij-instructeurs heeft benaderd om vennoot te worden. Belanghebbende had daarbij de feitelijke leiding binnen de onderneming en voerde gezag uit over de rij-instructeurs. Ook werd door de rij-instructeurs regelmatig aangegeven dat zij het gevoel hadden in loondienst te zijn. Tegenover de rij-instructeurs is altijd verklaard dat geen sprake is van een dienstverband, omdat de gezagsverhouding volgens belanghebbende ontbrak. Uit de handelwijze van belanghebbende volgt naar het oordeel van de inspecteur de conclusie dat feitelijk sprake is van een dienstbetrekking ten aanzien van de rij-instructeurs. De inspecteur merkt de handelwijze van belanghebbende aan als opzet. Omdat er een wanverhouding is tussen de ernst van de feiten en de op te leggen vergrijpboete van 50% wegens (voorwaardelijk) opzet, wordt de boete gematigd tot 25%.

Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur slechts de conclusie getrokken dat sprake is van een gezagsverhouding en heeft de inspecteur de algemene begrippen opzet en voorwaardelijk opzet omschreven. De inspecteur heeft niet de feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat belanghebbende het verwijt valt te maken van (voorwaardelijk) opzet dat gericht is op het niet betalen van loonheffing. Aldus heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Evenmin heeft de inspecteur naar het oordeel van het Hof feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten.

Het Hof vernietigt de vergrijpboeten.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 15 april 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1476

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:1476