Aan belanghebbende zijn navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw, alsmede vergrijpboeten van 50% opgelegd over verschillende jaren. In geschil is onder meer of de ontvangsten uit internetverkopen moeten worden aangemerkt als belaste inkomsten en of de vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Op basis van informatie verkregen uit een regionaal project bij de politie is de inspecteur een onderzoek gestart naar belanghebbende. De door de politie ingebrachte informatie betrof de constatering dat belanghebbende rondreed in twee dure auto’s (merk Mercedes) en dat niet duidelijk was hoe deze auto’s door hem waren gefinancierd. Uit het daarna door de inspecteur ingestelde onderzoek is gebleken dat belanghebbende meerdere auto’s contant heeft gekocht. Ook bleek dat er contante bedragen werden gestort op zijn bankrekening.

Belanghebbende stelt zich onder andere op het standpunt dat hij de betalingen voor de auto’s heeft kunnen doen uit gelden die hij heeft verkregen uit een nalatenschap van zijn overleden vader. Ten aanzien van de internetverkopen stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het gaat om artikelen die hij via vrienden heeft verkregen en die hij als vriendendienst voor hen heeft doorverkocht.

De Rechtbank hecht geen geloof aan de ongefundeerde stellingen van belanghebbende. Gelet op de aard en omvang van de verkopen concludeert de Rechtbank dat sprake is van handelsactiviteiten van substantiële en structurele aard. Belanghebbende heeft hiermee een inkomen verworven dat hij als resultaat uit overige werkzaamheden in zijn aangifte had behoren te verantwoorden. Hij moet zich er bewust van zijn geweest dat de inkomsten uit handelsactiviteiten in de aangifte verantwoord hadden moeten worden.

Belanghebbende stelt tevergeefs dat bewijsuitsluiting moet volgen wegens een onrechtmatig onderzoek van de politie. De Rechtbank overweegt dat in strafrechtelijke zin onrechtmatig verkregen bewijs voor fiscale doeleinden slechts buiten aanmerking wordt gelaten als de bewijsmiddelen zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat het gebruik daarvan ontoelaatbaar is. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van onrechtmatige bewijsverkrijging en evenmin dat er een verband is met het door de inspecteur ingestelde onderzoek waaruit de betwiste aanslagen zijn voortgevloeid. De Rechtbank acht het standpunt van de inspecteur aannemelijk dat de informatie over de auto’s is verkregen in een regulier overleg tussen de Belastingdienst en de politie en ziet ook daarin geen aanleiding tot bewijsuitsluiting.

De Rechtbank oordeelt dat gelet op de schaal waarop belanghebbende de internetverkopen heeft verricht, er geen twijfel kon bestaan over het inkomenskarakter van deze inkomsten. Door deze desondanks niet in zijn aangifte te vermelden heeft belanghebbende opzettelijk onjuiste aangifte gedaan. De Rechtbank acht de vergrijpboeten van 50% passend en geboden.

Rechtbank Gelderland, 24 december 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2015:8002