Belanghebbende heeft met de inspecteur op 12 mei 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten voor de fiscale afwikkeling van diverse belastingaanslagen over de jaren 2004 tot en met 2011. Hierin is ook afgesproken dat over de fiscale afwikkeling van 2012 nader overleg zou plaatsvinden. Op 10 juli 2012 heeft daarover een gesprek tussen belanghebbende en de inspecteur plaatsgevonden.

De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek verricht naar de juistheid van de aangifte inkomstenbelasting over 2012 en de aangiften omzetbelasting over de jaren 2012 en 2013.

In geschil is of de inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking heeft mogen opleggen en, zo ja, of deze op de juiste bedragen zijn vastgesteld.

De inspecteur heeft een vergrijpboete van 25% opgelegd, omdat het volgens hem aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat aanvankelijk te weinig omzetbelasting is voldaan.

De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende lichtvaardig heeft gehandeld en dat het inderdaad aan zijn grove schuld is te wijten dat hij te weinig omzetbelasting heeft voldaan. Hij had moeten begrijpen dat het alleen mogelijk is omzetbelasting in vooraftrek te brengen als hij kan onderbouwen dat hij die belasting heeft betaald. Belanghebbende heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld en aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat sprake is van een pleitbaar standpunt op grond waarvan de boete zou moeten worden vernietigd dan wel verminderd. De rechtbank acht een boete van 25% oftewel € 2.167 passend en geboden.

Wel is sinds de aankondiging van de boete in het rapport boekenonderzoek van 3 februari 2016 een periode verstreken van drie jaar en ruim elf maanden. Dat betekent dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. In het feit dat belanghebbende een wrakingsverzoek heeft ingediend, dat is afgewezen, ziet de Rechtbank een bijzondere omstandigheid om de redelijke termijn te verlengen. Dit wrakingsverzoek heeft tot een vertraging in de beroepsfase geleid van ruim anderhalve maand. Dit betekent dat de redelijke termijn met afgerond 1 jaar en 10 maanden is overschreden. Gelet hierop zal de vergrijpboete met 15% worden gematigd tot € 1.841.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2020:256