Belanghebbende vormt een fiscale eenheid met 6 (klein)dochtervennootschappen, waarbij de fiscale eenheid financieringswerkzaamheden verricht en bedrijfspanden aan horecaondernemers verhuurt. Uit een boekenonderzoek is onder meer gebleken dat er in het jaar 2011 een onverklaarbaar kasverschil van € 120.000 is geweest. In opdracht van de DGA is destijds € 50.000 van de €120.000 overgeboekt naar de rekening-courant en is het overige deel ten laste van het resultaat van belanghebbende gebracht. De inspecteur meent dat sprake is van voorwaardelijk opzet, waarvoor hij een vergrijpboete heeft opgelegd van 50%. Nu de onttrekking in de inkomstenbelasting als uitdeling in aanmerking is genomen, is de boete wegens samenloop met de inkomstenbelasting gematigd tot 25%..

Ter verweer (van voorwaardelijk opzet) voert belanghebbende aan dat het kasverschil is ontstaan door fraude waarna onmiddellijk maatregelen zijn genomen. Bovendien betrof het kasverschil slechts een klein percentage van de totale omzet, zo’n 2%. De inspecteur stelt hier tegenover dat belanghebbende beschikt over een automatenregistratiesysteem; handmatige fraudegevoelige telsessies zouden hierdoor zijn vervallen. Daarbij komt dat belanghebbende bij aanvang van het onderzoek had aangegeven dat er geen verschillen waren. De omzet had door het kasverschil € 70.000 hoger moeten zijn dan is aangegeven. Volgens de inspecteur is er geen sprake geweest van fraude, waardoor de correctie ten onrechte ten laste van de winst is gekomen.

De inspecteur heeft tevens een boete opgelegd omdat belanghebbende geen deugdelijke onderbouwing kan geven voor het kasverschil van € 120.000 en de verdeling van het kasverschil over de rekening-courant en de winst. Ook naar het oordeel van het Hof is het aan voorwaardelijk opzet te wijten dat door belanghebbende te weinig belasting is geheven. Daarbij is rekening gehouden met de positie van de directeur – tevens aanmerkelijkbelanghouder – die opdracht tot de boeking in rekening-courant heeft gegeven en die bij aanvang van het boekenonderzoek het kasverschil voor 2011 niet heeft gemeld. Hierdoor is het Hof van oordeel dat belanghebbende zich bewust was van het feit dat zij ten onrechte het kasverschil ten laste van de winst heeft gebracht.

De inspecteur had de boete verlaagd van 50% tot 25% wegens samenloop met de inkomstenbelasting. Daarnaast is bij de Rechtbank de boete verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof acht de resterende boete in beginsel passend en geboden. Wel beoordeelt het Hof of de boete nog verder gematigd dient te worden wegens overschrijding van de redelijke termijn. Die is met minder dan een half jaar overschreden waardoor het Hof de boete enigszins verder vermindert.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:7160