Aan belanghebbende is een aanslag IB/PVV en Zvw opgelegd, met een vergrijpboete van 50%. De vergrijpboete is na bezwaar verminderd tot € 200.000 omdat de boetegrondslag werd vastgesteld met omkering en verzwaring. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende is in strafrechtelijke procedure door het Hof  veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf ter zake van onder meer het voorhanden hebben van XTC-pillen en hasj. Door het Openbaar Ministerie (OM) zijn processen-verbaal aan de inspecteur ter beschikking gesteld. Naar aanleiding van de processen-verbaal heeft de inspecteur het inkomen van belanghebbende geschat op € 1.526.306. De schatting van het inkomen is –nagenoeg – geheel gebaseerd op de waarde van de  XTC-pillen en hasj en de (vermoedelijke)  inkomsten van de verkoop daarvan.

De Rechtbank acht met betrekking tot de vergrijpboete aannemelijk dat belanghebbende XTC-pillen heeft geproduceerd met de bedoeling om deze te verkopen en dat hij inkomsten uit die handel in XTC-pillen heeft gehad. De Rechtbank baseert dit op de stukken die door het OM aan de inspecteur ter beschikking zijn gesteld. De verklaringen van belanghebbende dat hij niet betrokken was bij de productie van de XTC-pillen acht de Rechtbank ongeloofwaardig. Nu aannemelijk is dat op professionele wijze XTC-pillen heeft geproduceerd, volgt uit ervaringsregels dat er dan ook  pillen zijn verkocht. De Rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende de inkomsten opzettelijk uit het zicht van de Belastingdienst heeft willen houden, mede gelet op het illegale karakter van de activiteiten. Belanghebbende heeft daarbij willens en wetens de reële kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven.

De Rechtbank acht in beginsel een boete van 50% passend en geboden. Gelet op het feit dat de aanslag is vastgesteld met omkering en verzwaring van de bewijslast, alsmede de persoonlijke en financiële omstandigheden van belanghebbende acht de Rechtbank een boete van € 90.000 passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn wordt de boete (verder) verminderd tot € 81.000.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 23 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3843

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2016:3843