De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 210.207 met een vergrijpboete van 50%.

De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) is bij belanghebbende een strafrechtelijk onderzoek gestart. De volledige administratie is daarbij in beslag genomen. Op basis van de uitkomsten uit het strafrechtelijk onderzoek heeft Rechtbank Amsterdam (in de strafrechtelijke procedure) geoordeeld dat belanghebbende onderdelen van zijn personeels- en salarisadministratie van zijn schoonmaakbedrijf valselijk heeft opgemaakt.

Het strafrechtelijk onderzoek was voor de inspecteur eveneens aanleiding om een onderzoek te starten. Dit heeft geleid tot de opgelegde naheffingsaanslag en vergrijpboete. De inspecteur verwijt belanghebbende (voorwaardelijk) opzet door een tweede loonboekhouding bij te houden en te verzuimen deze aan zijn boekhouder te geven als gevolg waarvan aangiften zijn gedaan die te laag waren.

Het betoog van belanghebbende dat de vergrijpboete wegens onrechtmatig verkregen bewijs dient te worden vernietigd, faalt, nu het Openbaar Ministerie toestemming heeft gegeven voor het gebruik van het strafrechtelijk dossier. De strafrechtelijke veroordeling staat ook los van de opgelegde vergrijpboete. De veroordeling ziet op een ander feit dan waarvoor de vergrijpboete is opgelegd.

Het Hof is – evenals de Rechtbank – van oordeel dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de loonbelasting die op aangifte behoort te worden afgedragen niet is betaald. Dit is immers het rechtstreekse gevolg van de handelwijze van belanghebbende om de loongegevens van zijn tweede boekhouding niet aan zijn boekhouder ter beschikking te stellen. Aannemelijk is dat belanghebbende zich ervan bewust is geweest dat dit tot gevolg had dat de loonbelasting die op aangifte behoort te worden afgedragen niet werd betaald.

De Rechtbank heeft de boete reeds gematigd met 10% omdat de naheffingsaanslag door middel van een schatting is opgelegd en de Rechtbank heeft de boete verder gematigd met 20% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De hoogte van de boete wordt vastgesteld op € 75.674. Het Hof acht dit bedrag passend en geboden en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2018:3699