De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 29.770. Voorts is een vergrijpboete opgelegd van € 5.000.
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. In de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, is aan belanghebbende door (andere) ondernemers geen omzetbelasting in rekening gebracht. Belanghebbende heeft in het tijdvak zelf geen omzet behaald. Belanghebbende heeft bij de aangiften betreffende het tijdvak fictieve bedragen aan omzetbelasting in aftrek gebracht. Hij heeft, bij gebreke van eigen omzet, geen verschuldigde omzetbelasting aangegeven.
Wegens de in aftrek gebrachte fictieve bedragen aan voorbelasting heeft de inspecteur een naheffingsaanslag met vergrijpboete opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Belanghebbende heeft fictieve bedragen in aftrek gebracht omdat hij meent nog recht te hebben op een teruggave van de inkomstenbelasting over het jaar 1999 en een teruggave van omzetbelasting die hem nog niet is uitbetaald.
Naar het oordeel van het Hof staat vast dat de als voorbelasting in de aangiften opgevoerde bedragen gefingeerd waren teneinde de bedoelde teruggave van de inkomstenbelasting (alsnog) te verkrijgen. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende wist dat geen recht bestaat op aftrek van gefingeerde bedragen aan voorbelasting. Het Hof acht dus ook aannemelijk dat belanghebbende wist dat de aangiften onjuist waren. Belanghebbende heeft die onjuiste aangiften bewust ingediend met het oogmerk om een teruggave te verkrijgen. Dat belanghebbende aldus aangiften omzetbelasting heeft gedaan teneinde (alsnog) een teruggave te verkrijgen ter zake van de inkomstenbelasting, doet aan belanghebbendes opzet naar het oordeel van het Hof geen afbreuk.
Het laat immers onverlet dat belanghebbende willens en wetens onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend. Belanghebbendes standpunt dat hij dacht dat hij omzet- en inkomstenbelastingbedragen met elkaar zou mogen verrekenen omdat de Belastingdienst dat ook mag, moet – wat daar ook van zij – terzijde worden geschoven. Dat standpunt kan evenmin dienen als een pleitbaar standpunt bij het doen van de aangiften omzetbelasting. Bovendien heeft belanghebbende nagelaten contact op te nemen met de ontvanger en is uit eigener beweging overgegaan de teruggave te realiseren door middel van het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
De inspecteur heeft bij het opleggen van de boete rekening gehouden met de financiële omstandigheden van belanghebbende. Het Hof ziet geen aanleiding de vergrijpboete verder te matigen en acht een vergrijpboete van € 5.000 passend en geboden.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2018:2641