Belanghebbende woont sinds 2006 in Portugal. In de aangiften over 2006 tot en met 2008 en over 2013 heeft belanghebbende als buitenlands belastingplichtige de waarde van een in Nederland gelegen stuk grond aangegeven. Over de jaren 2009 tot en met 2012 dient belanghebbende geen aangiften in. Voor die jaren is evenmin verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte. Belanghebbende vermeldt daarnaast in het hem met betrekking tot 2012 toegezonden formulier ‘Opgaaf wereldinkomen’ geen voordeel uit sparen en beleggen. In 2017 stelt de inspecteur in verband met de verkoop van een deel van de grond een onderzoek in. Naar aanleiding daarvan wordt aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2012 opgelegd met een vergrijpboete van € 40.000 wegens voorwaardelijke opzet.

Bij uitspraak op bezwaar verlaagt de inspecteur de schuldgradatie naar grove schuld en wordt de boete verminderd naar € 12.500. In beroep beslist de rechtbank dat de boete terecht is opgelegd en dat sprake is van grove schuld, maar verlaagt de boete verder vanwege het tijdsverloop tot € 10.602.

Ook in hoger beroep bestrijdt belanghebbende de vergrijpboete. Hof Amsterdam ziet geen aanleiding de boete te vernietigen of verder te verlagen. Volgens het hof heeft de inspecteur door er op te wijzen dat belanghebbende in het NinBi-formulier 2012 geen enkele melding heeft gemaakt van enig voordeel uit sparen en beleggen, overtuigend aangetoond dat belanghebbende dermate nalatig is geweest bij het nakomen van zijn verplichtingen dat het aan zijn in laakbaarheid aan opzet grenzende schuld is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Belanghebbende heeft de inspecteur daardoor immers informatie onthouden waarom in dat formulier onmiskenbaar is verzocht en ten aanzien waarvan redelijkerwijs niet kan worden betwijfeld dat zij – al dan niet nadat belanghebbende alsnog was uitgenodigd tot het doen van aangifte – tot belastingheffing zou hebben geleid indien deze wel zou zijn gegeven.

Daaraan doet volgens het hof niet af dat belanghebbende meende het formulier naar ‘Portugese maatstaven’ te kunnen invullen. Het formulier bevat volgens het hof geen enkel aanknopingspunt voor deze opvatting. Integendeel, in het formulier wordt expliciet gevraagd naar het wereldinkomen en indien belanghebbende desalniettemin van dergelijke maatstaven is uitgegaan zonder ter zake enig onderzoek te verrichten, heeft hij daarmee zo ernstig nalatig gehandeld dat dit het oordeel dat sprake is van grove schuld slechts onderschrijft, aldus het hof.  Het hof acht de hoogte van de boete, rekening houdend met de vermindering door de rechtbank in verband met een overschrijding van de redelijke termijn, in overeenstemming met het verwijt dat belanghebbende wordt gemaakt. De boete is passend en geboden en het hoger beroep is ongegrond.

Hof Amsterdam 4 april 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:811

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:811