De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting opgelegd. Daarbij is een vergrijpboete opgelegd van € 7.726.

Belanghebbende exploiteert een growshop in de vorm van een eenmanszaak. Bij belanghebbende is door de Belastingdienst en de politie een controle verricht waarbij grote hoeveelheden contant geld en hennep zijn aangetroffen. Belanghebbende is strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk verwerken van hennep.

De controleambtenaar van de Belastingdienst heeft een privé-kasopstelling opgemaakt en deze is vanaf 2010 negatief. De inspecteur heeft op grond van de bevindingen uit de integrale controle en de privé-kasopstelling aangenomen dat belanghebbende – naast het strafrechtelijk bewezenverklaarde – ook in 2012 inkomsten uit de handel in hennep heeft gehad, welke inkomsten niet zijn aangegeven. In verband daarmee is een navorderingsaanslag en een vergrijpboete opgelegd.

In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Het Hof overweegt dat de Rechtbank aannemelijk heeft geacht dat belanghebbende meer inkomsten heeft genoten in 2012 dan hij in zijn aangifte heeft vermeld. De Rechtbank heeft zich voor dit oordeel niet slechts gebaseerd op de bevindingen in het in 2012 uitgevoerde politieonderzoek maar ook op de bevindingen in het door de Belastingdienst uitgevoerde boekenonderzoek, waaronder de kasopstellingen.

Het Hof volgt de Rechtbank voor zover is overwogen dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een aanzienlijk groter bedrag aan uitgaven heeft gedaan dan hij aan inkomsten heeft aangegeven De inspecteur heeft volgens het Hof aannemelijk gemaakt dat de in de kasopstelling genoemde contante stortingen niet kunnen worden verklaard uit de door belanghebbende gestelde bronnen en afkomstig moeten zijn uit (een) niet in zijn aangifte verantwoorde bron van inkomen. Gelet op het vorenoverwogene heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat belanghebbende voor het jaar 2012 niet de vereiste aangifte heeft gedaan.

Door niet de vereiste aangifte te doen heeft belanghebbende willens en wetens de reële kans aanvaard dat deze inkomsten niet in de aanslag zouden worden begrepen met als gevolg dat te weinig belasting zou worden geheven. In hoger beroep heeft belanghebbende geen feiten en omstandigheden gesteld die zouden moeten leiden tot een lagere boete dan door de Rechtbank is vastgesteld. Gelet op de ernst van het vergrijp is de boete volgens het Hof passend en geboden en bestaat er geen aanleiding om tot verdere matiging over te gaan.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2018:2619