Aan belanghebbende zijn (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting opgelegd voor de jaren 2010 tot en met 2012. Over het jaar 2011 is eveneens een vergrijpboete opgelegd van € 4.375.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit het financieren van ondernemingen, vennootschappen en overige holding- en financieringsactiviteiten. Daarnaast worden bedrijfspanden aan horecaondernemers verhuurd. Deze bedrijfspanden zijn deels in eigendom bij belanghebbende en worden deels door haar gehuurd en vervolgens doorverhuurd.

Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur winstcorrecties doorgevoerd in verband met de onterechte dotaties aan de HIR vanwege het ontbreken van een concreet voornemen tot herinvestering. Ook is een correctieboeking in de kasadministratie vastgesteld. De inspecteur heeft in 2011 voor het resterende kasverschil een uitdeling van € 70.000 in aanmerking genomen. Vanwege voorwaardelijk opzet is daarbij een boete opgelegd van 50%. De boete is gematigd tot 25% wegens samenloop met een boete voor de inkomstenbelasting en bedraagt daardoor € 4.375.

Ten aanzien van het kasverschil is de Rechtbank van oordeel dat de door belanghebbende gestelde fraude door spelers of werknemers op geen enkele wijze is onderbouwd. Evenmin is een verklaring gegeven voor het kasverschil. Hieruit volgt dat belanghebbende het kasverschil ten onrechte niet heeft verantwoord als belastbare winst. Omdat X vanaf de oprichting directeur van belanghebbende is en houder is van 80% van de gewone aandelen hadden zowel belanghebbende als X zich hier redelijkerwijs bewust van moeten zijn. X was bovendien als directeur direct betrokken bij de dagelijkse gang van zaken van de onderneming.

 De Rechtbank is van oordeel dat het tenminste aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende is te wijten dat ter zake van het niet in de winst verantwoorde kasverschil te weinig belasting is geheven. Door hiermee geen rekening te houden heeft belanghebbende naar het oordeel van de Rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aanslag over 2011 tot een te laag bedrag zou worden vastgesteld. De Rechtbank acht de boete van 25% wegens samenloop met de inkomstenbelasting passend en geboden.

 In verband met de overschrijding van de redelijke termijn ziet de Rechtbank aanleiding om de boete (verder) te matigen met 10% tot € 3.937.

 

Rechtbank Gelderland 13 juli 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:3148