Belanghebbende exploiteert een Turkse bakkerij. De inspecteur heeft op enig moment stukken ontvangen van de Belgische Belastingdienst. Daaruit bleek dat de Belgische autoriteiten inzage hebben genomen in de bedrijfsadministratie van twee Belgische leveranciers van bakkerijproducten. Naar aanleiding daarvan is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld.

Uit het boekenonderzoek is gebleken dat in de administratie van belanghebbende pinbetalingen in het kasboek niet waren geboekt, stortingen van overtollige kasgelden naar de bank niet waren geboekt en dat de Z-afslagen van het kasregister, die het totaalbedrag van de aangeslagen dagomzet weergeven, ontbraken. In de administratie werden wel nota’s aangetroffen van de Belgische leveranciers maar niet de bij de Belgische leveranciers aangetroffen contantnota’s.

De inspecteur heeft derhalve correcties aangebracht. Om die reden is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd alsmede een boete van 50% van € 10.743. In geschil is (onder meer) of de vergrijpboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

De Rechtbank leidt uit de feiten en omstandigheden af dat belanghebbende bij de Belgische leveranciers tegen contante betaling inkopen heeft gedaan die zij niet in haar administratie heeft geboekt alsook dat sprake was van een vast patroon van niet geboekte inkopen. De Rechtbank acht aannemelijk dat daar tegenover ook aanzienlijke bedragen aan niet geboekte omzet stonden alsook dat belanghebbende zwarte inkopen heeft gedaan en een deel van de omzet niet heeft verantwoord. Daarmee staat naar het oordeel van de Rechtbank vast dat belanghebbende bewust onjuiste aangiften heeft gedaan. Het is aan opzet van belanghebbende te wijten dat te lage bedragen op aangifte zijn voldaan en te weinig belasting is geheven zodat de Rechtbank de opgelegde boete passend en geboden acht. De boete wordt wel verminderd tot € 5.406, omdat de grondslag voor de vergrijpboete is verminderd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 januari 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:147

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2014:147