Belanghebbende exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een coffeeshop. Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting gedaan en daarin een bedrag van € 31.328 aan inkomen uit werk en woning opgegeven en de zelfstandigenaftrek opgevoerd.

De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld en zichtwaarnemingen in de buurt van de coffeeshop laten plaatsvinden. De (zicht)waarnemingen leiden volgens de Inspecteur tot de conclusie dat slechts 25% van de omzet werd verantwoord in de administratie. De inspecteur heeft om die reden een aanzienlijke winstcorrectie toegepast van € 770.804. De inspecteur onderbouwt deze schatting door te stellen dat de Belastingdienst een significant hogere omzet heeft waargenomen ter plaatse en de explosieve stijging van de aangegeven omzet vanaf het moment dat bij belanghebbende bekend werd dat door de Belastingdienst zichtwaarnemingen werden ingesteld.

Belanghebbende verricht verder niet of nauwelijks activiteiten in de onderneming en verblijft – volgens de bedrijfsleider – grote delen van het jaar in het buitenland. Omdat belanghebbende daarmee niet voldoet aan het urencriterium bestaat er geen recht op zelfstandigenaftrek. De inspecteur heeft winstcorrecties toegepast, de zelfstandigenaftrek teruggedraaid en vergrijpboetes opgelegd omdat sprake zou zijn van opzet aan de zijde van belanghebbende.

In geschil is onder meer de vraag of de vergrijpboetes terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

Belanghebbende heeft niet ontkend dat hij geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek. De Rechtbank stelt vast dat belanghebbende dit ten onrechte heeft geclaimd terwijl van meet af aan duidelijk was dat belanghebbende geen recht had op de zelfstandigenaftrek. De Rechtbank acht een vergrijpboete van 50% passend en geboden voor zover het gaat om het ten onrechte claimen van de zelfstandigenaftrek.

De Rechtbank is van oordeel dat de inspecteur voor het overige onvoldoende heeft aangevoerd om de aanwezigheid van opzet te bewijzen. Het enkele feit dat volgens de berekeningen van de inspecteur de te weinig aangegeven omzet aanzienlijk is, is daarvoor onvoldoende. De Rechtbank vernietigt de vergrijpboete voor zover deze ziet op de door de inspecteur toegepaste winstcorrectie.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2018:14910