Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting en een vergrijpboete van 50% opgelegd. In geschil is of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Naar het oordeel van de Rechtbank heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende (voorwaardelijk) opzet kan worden verweten. Belanghebbende heeft haar fiscale zaken overgelaten aan een deskundige adviseur. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad overweegt de Rechtbank dat van belanghebbende in dat geval niet kan worden geƫist dat zij de werkzaamheden van de adviseur controleerde en ook niet dat zij zich verdiepte in de fiscale regelgeving. Dat er een groot aantal nihilaangiften zijn ingediend maakt dit volgens de Rechtbank niet anders.

Door de inspecteur is nog gesteld dat belanghebbende moet hebben geweten dat te weinig belasting was aangegeven, omdat dit bleek uit herberekeningen van de omzetbelasting die in haar boekhouding waren aangetroffen. Belanghebbende heeft aangegeven dat hij met zijn adviseur over de herberekeningen heeft gesproken en dat hij er naar aanleiding van dat gesprek vanuit is gegaan dat alles in orde was. De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende ook in dat geval op de deskundigheid van de adviseur mocht rekenen en er vanuit mocht gaan dat deze juist handelde. De Rechtbank vernietigt dan ook de opgelegde vergrijpboete.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25 september 2015

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:6276