Aan belanghebbende zijn over de jaren 2007 en 2008 naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd van respectievelijk € 318.964 en € 210.207. De inspecteur heeft over het jaar 2008 tevens een vergrijpboete opgelegd van 50%.

Belanghebbende dreef in de vorm van een eenmanszaak een onderneming in interieurreiniging van gebouwen. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) is in 2010 bij belanghebbende een strafrechtelijk onderzoek gestart. Naar aanleiding van dit onderzoek is door de strafrechter bewezenverklaard dat onderdelen van belanghebbendes personeels- en salarisadministratie valselijk zijn opgemaakt. Belanghebbende is door de strafrechter in dat verband veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan vijf voorwaardelijk.

Naar aanleiding van de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek en met gebruik van de daarbij in beslag genomen administratie heeft de inspecteur in 2011 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen bij belanghebbende. De inspecteur heeft vervolgens naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en een vergrijpboete opgelegd van 50% over het jaar 2008. De inspecteur verwijt belanghebbende (voorwaardelijk) opzet door een tweede loonboekhouding bij te houden en te verzuimen deze aan zijn boekhouder te geven, waardoor de aangiften tot een te laag bedrag zijn ingediend.

Belanghebbende stelt dat de inspecteur onrechtmatig verkregen bewijs heeft gebruikt als grondslag voor de vergrijpboete. De Rechtbank is van oordeel dat belanghebbende zijn betoog dat de doorzoeking van zijn woning, waarbij de administratie in beslag is genomen, onrechtmatig is geweest niet nader en daarmee onvoldoende heeft onderbouwd. Tevens overweegt de Rechtbank dat is gesteld noch gebleken dat de strafrechtelijke veroordeling in de weg zou moeten staan aan het opleggen van een vergrijpboete. De veroordeling ziet volgens de Rechtbank op een ander feit dan de gedraging waarvoor de vergrijpboete is opgelegd.

De Rechtbank is van oordeel dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat de loonbelasting die op aangifte behoort te worden afgedragen niet is betaald. Dit is immers het rechtstreekse gevolg van de handelwijze van belanghebbende om de loongegevens van zijn tweede boekhouding niet aan zijn boekhouder die zijn loonaangifte verzorgde ter beschikking te stellen. De Rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende zich ervan bewust is geweest dat hierdoor de aangiften tot een te laag bedrag werden ingediend.

Omdat de aanslag is vastgesteld met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast, matigt de Rechtbank de boete met 10%. Nu ook de redelijke termijn met meer dan twee jaar is overschreden, matigt de Rechtbank de boete verder met 20% tot € 75.674.

Rechtbank Noord-Holland 7 juni 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:4915

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2017:4915