Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag inkomstenbelasting met een vergrijpboete van € 658.202 opgelegd, wegens het niet opgeven van inkomsten uit aanmerkelijk belang in een Duitse vennootschap. In geschil is onder meer of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de voor het opleggen van een vergrijpboete vereiste (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Hoewel belanghebbende tijdens de aandeelhoudersvergadering heeft ingestemd met de verkoop voor minimaal € 35 miljoen zou belanghebbende zich er niet van bewust zijn geweest dat op het moment van de overdracht, 22 juni 2005, de waarde van de aandelen was toegenomen. Uit geen enkel stuk zou blijken dat belanghebbende wetenschap had van het bestaan van een potentiële koper voor de aandelen. De adviseur van belanghebbende heeft desgevraagd aangegeven dat de aandelen in de Duitse vennootschappen tegen de nominale waarde kunnen worden overgedragen aan X. Uit het feit dat de akte is gepasseerd op 22 juni 2005 zou bovendien blijken dat belanghebbende al eerder de aandelen aan X wilde verkopen. Toen had belanghebbende zich al gerealiseerd dat hij de aandelen in de Duitse vennootschappen per ongeluk in privé had gekocht, hetgeen belanghebbende wilde corrigeren.

Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende zich ervan bewust was dat de verkochte aandelen ten tijde van de verkoop aan X aanmerkelijk meer waard waren dan de nominale waarde. Zelfs als belanghebbende al niet op de hoogte was van de biedingen die zijn gedaan, dan wist hij naar het oordeel van het Hof in elk geval van de beoogde verkoopprijs van € 35 miljoen zoals besproken tijdens de aandeelhoudersvergadering. Het Hof acht ook aannemelijk dat belanghebbende zich realiseerde dat hij door de verkoop van die aandelen inkomen uit aanmerkelijk belang genoot, ook al was de bedongen verkoopprijs gelijk aan de verkrijgingsprijs.

Door toch in zijn aangifte geen inkomen uit aanmerkelijk belang te verantwoorden, is het naar het oordeel van het Hof aan de opzet van belanghebbende te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting werd geheven. Belanghebbende heeft nog gesteld dat zijn adviseur hem zou hebben geadviseerd de aandelen over te dragen tegen de nominale waarde, maar over dat advies is niets komen vast te staan en evenmin is aannemelijk geworden dat belanghebbende zijn adviseur volledig zou hebben geïnformeerd. Nu het Hof echter aannemelijk acht dat belanghebbende wist dat hij met de overdracht van de aandelen inkomen uit aanmerkelijk belang zou genieten, doet het advies van de adviseur niet af aan het opzet van belanghebbende.

De Rechtbank heeft de vergrijpboete verminderd tot € 601.952 in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof ziet geen aanleiding de boete verder te matigen.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 oktober 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9205

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2017:9205