Belanghebbende was werkzaam als taxichauffeur en heeft BPM teruggevraagd in verband met het feit dat hij zijn auto nagenoeg geheel gebruikte voor het verrichten van taxivervoer.

De inspecteur heeft een onderzoek gedaan waarbij onder meer de administratie van belanghebbende is vergeleken met CJIB verkeersovertredingen, zichtwaarnemingen, elektronische camerabeelden en de ANPR waarnemingen. Op basis van de bevindingen heeft de inspecteur een naheffingsaanslag BPM opgelegd en een vergrijpboete.

De Rechtbank is van oordeel dat uit het boekenonderzoek blijkt dat belanghebbende alleen de ritten bezet heeft geadministreerd. Tijdens een waarneming ter plaatse is geconstateerd dat de door de taximeter geregistreerde cumulatieve gegevens met betrekking tot het aantal verreden ritten, de behaalde omzet en de bezette kilometers fors lager zijn dan de door de rittenstaat vermelde cumulatieve gegevens. Ook ontbreken vaak de gecumuleerde gegevens van kilometerstanden, ritten en omzetbedragen. Voorts is de auto drie keer gesignaleerd, terwijl de auto zich volgens de kilometeradministratie op een andere plaats zou bevinden.

Omdat door deze wijze van administreren geen inzicht mogelijk is in de aard van de verreden kilometers, is de Rechtbank van oordeel dat de kilometeradministratie ondeugdelijk en onbetrouwbaar is. Belanghebbende voldoet met het overleggen van deze administratie niet aan de op hem rustende bewijslast dat de auto voor ten minste 90% is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer.

Ten aanzien van de vergrijpboete acht de Rechtbank bij belanghebbende voorwaardelijke schuld aanwezig omdat hij – door na te laten een voldoende inzichtelijke administratie te voeren – het risico op de koop heeft toegenomen dat deze niet kon dienen tot het vereiste bewijs om aannemelijk te maken dat de auto voor ten minste 90% is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Hierbij acht de Rechtbank van belang dat belanghebbende een brief met de titel “handreiking fiscale verplichtingen taxiondernemingen juni 2009” met een model-rittenstaat heeft ontvangen. Uit deze brief blijkt duidelijk aan welke eisen de rittenstaat moet voldoen.

De Rechtbank acht de opgelegde boete van 50% onder de gegeven omstandigheden passend en geboden.

Rechtbank Noord-Holland 20 maart 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:13449

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2014:13449