Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag IB/PVV alsmede een vergrijpboete van € 2.102 opgelegd.

Belanghebbende is veroordeeld ter zake van het handelen in drugs. Naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld. Hierbij is onderzocht of en hoeveel inkomsten belanghebbende heeft gehad uit de drugshandel en of deze inkomsten belast konden worden. Naar aanleiding van dit onderzoek is een navorderingsaanslag en vergrijpboete opgelegd. In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht is opgelegd.

Het Hof overweegt dat van (voorwaardelijk) opzet sprake is indien willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat een handelen tot gevolg heeft dat te weinig belasting wordt geheven. Het Hof stelt vast dat belanghebbende het door hem gegenereerde inkomen in verband met de handel in drugs niet in de aangifte IB/PVV heeft opgenomen en dus geen belasting heeft betaald. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting is geheven.

Het Hof ziet geen reden tot matiging vanwege het feit dat de navorderingsaanslag is opgelegd met omkering en verzwaring van de bewijslast. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur immers ook op grond van de normale bewijslastverdeling (de hoogte van) het door belanghebbende verzwegen inkomen aannemelijk gemaakt.

Het Hof acht de opgelegde vergrijpboete verder passend en geboden.

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 10 juni 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2326

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:2326