Bij belanghebbende is een boekenonderzoek ingesteld, waarna belanghebbende een suppletieaangifte omzetbelasting 2013 heeft ingediend. Aan belanghebbende is door de inspecteur een naheffingsaanslag omzetbelasting 2013 aangekondigd, alsmede vergrijpboetes op grond van art. 10a AWR en art. 67f AWR. De naheffingsaanslag wordt vervolgens opgelegd, maar het aanslagbiljet vermeldt slechts het overtreden voorschrift van art. 67f AWR. Is er sprake van een 10a AWR boete?

Het hof overweegt vooraf dat het aanslagbiljet slechts één boete, één boetebedrag en één overtreden voorschrift vermeldt en dat is art. 67f AWR. Daaruit volgt volgens het hof dat, anders dan de inspecteur had aangekondigd, geen boetebeschikking voor het overtreden van art. 10a AWR is gegeven. Hetgeen partijen hebben aangevoerd over het al dan niet tijdig en/of juist suppleren behoeft volgens het hof geen behandeling meer.

Ten aanzien van de opgelegde boete op grond van art. 67f AWR overweegt het hof dat belanghebbende op verzoek van de inspecteur bij brief van 13 januari 2017 informatie heeft verstrekt waaruit volgt dat onder meer nog € 59.915 aan omzetbelasting is verschuldigd. Belanghebbende heeft voor dit bedrag over 2013, kort daarna, op 17 januari 2017 een suppletie ingediend.

Het hof overweegt dat deze suppletie en de in de brief van 13 januari 2017 verstrekte informatie naar haar aard dienen te worden aangemerkt als materiaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van belanghebbende. Hieruit volgt dat de suppletie, alsmede de inhoud van de brief van 13 januari 2017, niet mogen worden gebruikt voor het bewijs dat de belanghebbende een beboetbaar of strafbaar feit heeft begaan. De vergrijpboete op grond van art. 67 AWR is daarmee gebaseerd op wilsafhankelijk materiaal, hetgeen in strijd is met het nemo tenetur-beginsel. Het hof vernietigt de vergrijpboete.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 november 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3435.