Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting voor de jaren 2012 en 2013 onder andere contante giften aan de Islamitische Universiteit Europa (IUE) van € 4.000 in 2012 en € 3.500 in 2013 als aftrekbare gift in aanmerking genomen. De IUE staat geregistreerd als een algemeen nut beoogde instelling (ANBI). In 2013 is de Belastingdienst begonnen met een onderzoek naar de ANBI status van de IUE.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 16 december 2017 voor de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd alsmede vergrijpboetes van respectievelijk € 1.226 en € 1.103. In geschil is of bij de navorderingsaanslagen terecht de aftrek van de giften is gecorrigeerd en of de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd.

Giften zijn aftrekbaar indien zij worden gedaan aan een ANBI. Niet in geschil is dat ten tijde van de gestelde giften de IUE de ANBI-status had. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op belanghebbende. Bij contante giften moet een belastingplichtige met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de IUE ten goede zijn gekomen. Belanghebbende wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de IUE die worden bevestigd door verklaringen van diverse anderen die hebben erkend gebruik te hebben gemaakt van kwitanties waarvoor zij slechts circa 10% van het daarop vermelde bedrag hebben betaald, kan aan de kwitanties niet de bewijskracht worden toegekend die belanghebbende eraan verleent. Belanghebbende is niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan.

Wat betreft de vergrijpboete in 2013 is het aan opzet  van belanghebbende te wijten dat de aanslag inkomstenbelasting 2013 op een te laag bedrag is vastgesteld en dat hij daardoor te weinig belasting heeft betaald. De inspecteur is daarmee echter nog niet geslaagd in het bewijs dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Het enkele gebruik van valse kwitanties is daarvoor onvoldoende. Gezien de aard en ernst van de gedragingen acht de Rechtbank een boete van 50% van de nagevorderde belasting passend en geboden.

Wat betreft de vergrijpboete over 2012 is de Rechtbank van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan. De inspecteur heeft op zichzelf geen bewijsmiddelen overgelegd waaruit kan volgen dat belanghebbende een onjuiste aangifte heeft ingediend. Hij heeft alleen verklaringen van derden overgelegd over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de IUE. Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de IUE zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van belanghebbende voor het jaar 2012 sprake is van onjuiste kwitanties. De vergrijpboete wordt vernietigd.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2019:14358