Belanghebbende is plastisch chirurg en houdt indirect alle aandelen in BV Y. BV Y heeft aangifte vennootschapsbelasting 2011 gedaan. In die aangifte zijn 2 vorderingen op belanghebbende opgenomen, te weten onder de financiële vaste activa een bedrag van € 225.000 en onder de vorderingen een bedrag van € 801.166. De aangifte inkomstenbelasting van belanghebbende is ingediend door zijn belastingadviseur. Daarin zijn de vorderingen niet aangegeven. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur aan belanghebbende de onderhavige navorderingaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 73.486 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 803.414. Voorts is een vergrijpboete van 50% (€ 100.000) aan belanghebbende opgelegd.
In geschil is of de boete terecht is opgelegd.
Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende door het laten oplopen van de schuld aan de BV de bedoeling heeft gehad dat te weinig belasting zou worden geheven. Wel heeft belanghebbende dermate lichtvaardig gehandeld, hij was zich immers bewust van de onttrekking, dat hemzelf grove schuld verweten kan worden. Dat belanghebbende zijn aangifte heeft laten doen door een belastingadviseur maakt het oordeel niet anders. Als uitgangspunt geldt dat indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet hoefde te twijfelen, er geen aanleiding is voor het stellen van de algemene eis dat belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept. Gelet op de hoogte van het onttrokken bedrag (€ 1.026.166) had belanghebbende informatie hieromtrent moeten verstrekken aan de adviseur die de aangifte verzorgde. Belanghebbende heeft die informatie klaarblijkelijk niet aan de adviseur verstrekt. Bovendien heeft belanghebbende kennelijk ook geen enkele controle op het werk van de adviseur uitgeoefend en dat had wel verwacht mogen worden bij dergelijke hoge bedragen. Daarom heeft belanghebbende verzuimd de zorg te betrachten die redelijkerwijs van hem gevergd kon worden bij de samenwerking met de adviseur.
Het Hof acht een bij grove schuld behorende boete van 25%, oftewel € 50.000, passend en geboden.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:2879