Verdachte in deze strafzaak stond terecht op verdenking van medeplegen van witwassen, het gebruik van valse geschriften en oplichting van de gemeente Amsterdam in het kader van het project Hotel Overamstel. Volgens de officier van justitie was verdachte betrokken bij het doorsluizen van grote geldbedragen met een vermoedelijk criminele herkomst, onder meer via bedrijven waarin hij aandeelhouder of bestuurder was. Daarnaast zou hij samen met anderen de gemeente hebben misleid bij de aanvraag van een omgevingsvergunning door onjuiste informatie te verstrekken over de financiering en de betrokken partijen. Verdachte ontkent alle beschuldigingen en voert aan dat de geldstromen legitiem zijn en dat geen sprake is van misleiding.
Rechtbank Amsterdam beoordeelt de zaak aan de hand van het juridisch kader voor witwassen. Daarbij geldt dat de officier van justitie moet aantonen dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf. Als dat niet direct kan worden vastgesteld, kan witwassen alsnog worden bewezen als het op basis van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. In dat geval mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Als zo’n verklaring wordt gegeven, moet de officier van justitie daar nader onderzoek naar verrichten. Alleen als vervolgens met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft, kan witwassen bewezen worden geacht.
In deze zaak concludeert de rechtbank dat de officier van justitie er niet in slaagt om aan te tonen dat verdachte wist dat de ontvangen gelden uit misdrijf afkomstig waren. In meerdere gevallen heeft de verdachte plausibele verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, zoals contante huurinkomsten, opbrengsten uit zijn schoonmaakbedrijf of leningen met een zakelijke achtergrond. De rechtbank acht deze verklaringen voldoende concreet en niet op voorhand ongeloofwaardig. Bovendien is er geen aanvullend onderzoek verricht dat deze verklaringen weerlegt. Ook ten aanzien van het gebruik van valse geschriften en de vermeende oplichting van de gemeente Amsterdam ziet de rechtbank geen bewijs dat verdachte opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of dat de gemeente daadwerkelijk is misleid. De formulieren die zijn ingediend bij de vergunningaanvraag blijken niet vals te zijn en de betrokkenheid van verdachte bij het project is op meerdere momenten kenbaar gemaakt aan de gemeente.
De rechtbank komt dan ook tot het eindoordeel dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Voor het subsidiair tenlastegelegde schuldwitwassen met een pleegdatum vóór 25 november 2013 verklaart de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk wegens verjaring. Voor het overige tenlastegelegde acht de rechtbank geen van de beschuldigingen wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt volledig vrijgesproken.
Rechtbank Amsterdam 8 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2863
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:2863