Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het doen van valse belastingaangiften, het medeplegen van valsheid in geschrift en het plegen van het gebruikmaken van dat valse geschrift. Bij deze feiten speelde de vennootschapsstructuur die was uitgedacht en opgezet door de medeverdachte een grote rol. In het Verenigd Koninkrijk werden twee limiteds, een werkmaatschappij en een holding, aangeschaft en medeverdachte schoof daar in ieder geval één van zijn holdings boven. Die aandelen waren op papier op naam van medeverdachte, maar in werkelijkheid was de economische eigenaar verdachte. Om de werkelijkheid te blijven verhullen heeft verdachte samen met medeverdachte een vals geschrift opgesteld waarin stond, dat verdachte geen enkel belang bij de aandelen van de limited had.

Verdachte betwist dat hij een aanmerkelijk belang heeft. Hij heeft geen economisch eigendom van de aandelen, noch is hij Ultimate Beneficial Owner van de limited. Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte een aanmerkelijk belang heeft. Het economisch belang van de aandelen berust immers bij verdachte. Medeverdachte heeft meermaals en consequent verklaard dat verdachte de Ultimate Beneficial Owner is en dat hij zelf slechts een marginale rol had in de uitoefening. Het Hof acht daarom bewezen dat verdachte opzettelijk dit aanmerkelijk belang niet in zijn aangifte heeft verwerkt. Verdachte wenste te voorkomen dat derden van zijn belang op de hoogte waren, gelet op de geheimhoudingsclausule en zijn uitingen richting derden.

Door het aanmerkelijk belang niet aan te geven in zijn aangiften voorkomt verdachte dat reguliere of vervreemdingsvoordelen uit dit aanmerkelijk belang tot zijn inkomsten uit aanmerkelijk belang worden gerekend. Hieraan doet niet af dat verdachte voor de jaren 2010 en 2011 niet daadwerkelijk voordelen uit het aanmerkelijk belang heeft genoten. Door zijn aangiften inkomstenbelasting 2010 en 2011 geen aanmerkelijk belang aan te geven, heeft de inspecteur in deze aangiften geen aanleiding kunnen vinden zich te buigen over het gebruikelijk loon. Gelet op de omzet die de limited heeft behaald met de werkzaamheden van verdachte van ongeveer € 141.750 (2010) en € 266.692 (2011) was een hoger loon dan € 40.000 geenszins ondenkbeeldig geweest.

Wat betreft het valse geschrift, is het Hof van oordeel dat verdachte en medeverdachte de brief samen hebben opgemaakt. Verder is al vastgesteld dat verdachte de brief heeft gebruikt. De vraag is vervolgens of de inhoud van de brief vals of vervalst was. Zoals het Hof heeft overwogen was verdachte de economische eigenaar van de aandelen. Dit betekent dat die inhoud van de brief onjuist was. Het Hof acht bewezen dat verdachte samen met medeverdachte een vals geschrift heeft opgesteld en dat hij dit valse geschrift meermalen heeft gebruik.

Het Hof is van oordeel dat een straf van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk passend en geboden is.

 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:1203