Verdachte wordt verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping van de directeur van Stichting GGZ en/of een andere stichting in de zorgsector. De verdachte zou de directeur van een stichting hebben bewogen om de verbetertrajectopdracht aan zijn bedrijf toe te wijzen alsmede het bewerkstelligen van variabele beloningen. In ruil hiervoor kreeg de directeur via verschillende wegen een bedrag van € 329.863 aan compensatie. Daarbij zouden valse leningsovereenkomsten en valse facturen zijn opgesteld.

Op basis van de valse facturen en de geldleningsovereenkomsten stelt Hof Amsterdam vast dat de directeur de geldbedragen heeft gekregen zonder dat daar reële werkzaamheden tegenover stonden. Er was sprake van een lening als basis van de aan de directeur uitbetaalde geldbedragen. Het Hof komt daarom tot het oordeel dat de door de directeur ontvangen geldbedragen moeten worden aangemerkt als gift. Voorts oordeelt het Hof dat voldoende is bewezen dat de betalingen hebben plaatsgevonden, omdat de directeur in zijn dienstbetrekking bij de stichting iets zou doen of heeft gedaan. Daarbij gaat het om inspanningen zodat de onderneming van de verdachte de opdracht tot het inkoopverbetertraject zou verkrijgen. Deze inspanningen hebben weliswaar plaatsgevonden vóór de tenlastegelegde periode, maar de betalingen zijn verricht in de tenlastegelegde periode en dat is het verwijt dat aan de verdachte wordt gemaakt. Daarnaast heeft de directeur zich ingespannen om de variabele beloningen te verkrijgen.

Het hof is van oordeel dat de directeur de ontvangsten van geldbedragen aan de stichting had moeten melden. Door dit na te laten heeft hij in strijd met de goede trouw jegens de stichting gehandeld en heeft hij in strijd met de belangen van zijn werkgever gehandeld. Gelet op het dossier en de wijze waarop sprake is volgens het hof sprake van een door de verdachte en de directeur vooropgezet plan. Met betalingen van grote bedragen aan de directeur heeft de verdachte op zijn minst redelijkerwijs moeten aannemen dat de directeur heeft gehandeld in strijd met zijn plicht en dat hij zijn handelingen zou verzwijgen tegenover zijn werkgever. Er is van de zijde van de verdachte dan ook sprake van actieve omkoping volgens het hof. De verklaring van de verdachte dat een deel van de verrichte betalingen aan de directeur voortvloeit uit een oude afspraak over winstdeling gemaakt in het kader van een ander project wat niet tot een opdracht had geleid, acht het hof onaannemelijk.

Verdachte wordt tevens veroordeeld voor valsheid in geschrifte van diverse facturen, omdat niet is gebleken dat er werkzaamheden tegenover stonden. Omdat deze facturen wel in het Excel-overzicht van de verdeling van de inkomsten aan de directeur terugkomen, gaat het hof ervan uit dat deze facturen onderdeel uitmaakten van de gemaakte afspraken omtrent de verdeling van de inkomsten in relatie tot het inkoopverbetertraject. Ook ten aanzien van een factuur waar volgens de verdachte een training tegenover stond, oordeelt het hof dat deze werkzaamheden niet concreet zijn onderbouwd en dat valsheid in geschrifte bewezen is.

De overschrijding van de redelijke termijn met 27 maanden leidt ertoe dat het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt. Het hof acht de ten laste gelegde bewezen en veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur.

Hof Amsterdam 18 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2945

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2023:2945