Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat hij opzettelijk geen deugdelijke administratie heeft gevoerd, waardoor te weinig belasting is geheven.

Het Hof stelt vast dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen te voeren. Meer concreet is niet voldaan aan die administratieplicht, omdat er onjuiste verkoopfacturen in de administratie zijn opgenomen en verdachte boekingen heeft (laten) verrichten, terwijl er geen onderliggende verkoopfacturen in de administratie voorhanden waren.

De vervolgvraag is of het handelen ertoe strekte dat te weinig belasting is geheven. Niet is van belang of de schending van de administratieplicht daadwerkelijk heeft geleid tot het betalen van te weinig belasting. Voldoende is dat de verboden gedraging naar objectieve maatstaven kan leiden tot het heffen van onvoldoende belasting.

Verdacht heeft in dit geval zijn bedrijfsadministratie niet zodanig ingericht en voor controle door de fiscus toegankelijk gemaakt dat binnen redelijke termijn conclusies konden worden getrokken omtrent de aard en omvang van zijn fiscale verplichtingen. De controlemogelijkheid van de fiscus is daarmee ernstig bemoeilijkt. Het is op grond van algemene ervaringsregels waarschijnlijk dat een dergelijke handelwijze in zijn algemeenheid ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. Door het handelen van verdachte is onder meer te weinig omzet opgegeven in de aangifte inkomstenbelasting en zijn er meer kosten opgevoerd. Er is volgens het Hof derhalve te weinig belasting geheven ten gevolge van het laakbare handelen van verdachte.

Verdachte is door belastingambtenaren en zijn accountant gewezen op het belang van het voeren van een ordentelijke boekhouding. Ondanks die waarschuwingen is hij doorgegaan met zijn laakbare handelen. Het Hof kan op basis van het procesdossier niet vaststellen wat het exacte nadeelbedrag is geweest. Het Hof ziet – alles afwegende – geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Het Hof veroordeelt verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Ook veroordeelt het Hof verdachte tot een taakstraf van 216 uur.

 Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 10 juli 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2877