Belanghebbende is een houdstermaatschappij. De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2010 opgelegd met een vergrijpboete van 50% hetgeen neerkomt op € 39.177.

In geschil is onder meer of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

De vergrijpboete is opgelegd omdat het volgens de inspecteur aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. Van het prijsgeven van pensioenrechten in 2009 is volgende de inspecteur geen sprake. De notulen van de bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders geven daartoe onvoldoende steun. Bovendien is een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij de boete voor zowel de inkomstenbelasting als de vennootschapsbelasting beperkt wordt tot € 75.000, voor zover betrekking hebbend op de afwikkeling van het pensioen. Om die reden kan de hoogte van de boete volgens de inspecteur geen onderwerp van geschil meer zijn.

Belanghebbende stelt dat zij volkomen te goeder trouw de vrijval van de pensioenvoorziening heeft verwerkt in haar aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2009. Zij doet een beroep op een pleitbaar standpunt. Bovendien gaat het volgens belanghebbende enkel om de vraag in welk jaar de bate moet worden verantwoord en of onder die omstandigheden een boete op zijn plaats is.

De Rechtbank volgt de inspecteur niet in zijn betoog dat ten gevolge van de vaststellingsovereenkomst de boete niet meer in geschil is. Blijkens de vaststellingsovereenkomst wordt afgezien van het voeren van procedures naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van het geschilpunt pensioen. Hieruit volgt naar het oordeel van de Rechtbank dat een eventueel beroep dat ziet op het afzien van pensioenrechten niet alleen de enkelvoudige heffing betreft, maar ook de boete.

De Rechtbank overweegt voorts dat de inspecteur niet is geslaagd in zijn bewijslast om aannemelijk te maken dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet bij belanghebbende. Belanghebbende heeft in 2009 de bate die voortvloeit uit het prijsgeven van de pensioenrechten aangegeven. Gelet op de aanwezige verliescompensatie is op grond van deze aangifte het belastbaar bedrag nihil. Voor het jaar 2010 is de uitkomst niet anders vanwege een verliesverrekeningsbeschikking. Dat belanghebbende dus in het verkeerde jaar de bate heeft aangegeven leidt niet tot een hogere verschuldigdheid van vennootschapsbelasting.

De Rechtbank vernietigt de vergrijpboete.

Rechtbank Gelderland 28 juni 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:2829