Directeur van X BV is strafrechtelijk vervolgd wegens mogelijke faillissementsfraude die zou zijn gepleegd met de hulp van een andere vennootschap. In deze procedure is hij uiteindelijk vrijgesproken. De naam van X BV (hierna: eiseres) wordt niet genoemd in het strafrechtelijk vonnis. Eiseres heeft de omzetbelasting over de ter zake van deze strafprocedure gefactureerde vergoeding voor de aan de directeur verleende juridische bijstand in aftrek gebracht. Deze facturen zijn gericht aan eiseres en vermelden onder “inzake” de naam directeur /OM (waarmee gedoeld wordt op werkzaamheden van de juridisch dienstverlener in de strafzaak van het OM tegen de directeur). Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur de hiervoor genoemde omzetbelasting bij eiseres nageheven en vergrijpboeten opgelegd. Eiseres is in bezwaar en beroep gegaan.

Voor de rechtbank is in geschil of eiseres de door de juridisch dienstverlener aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek kan brengen. Eiseres meent van wel omdat zij, als werkmaatschappij van de directeur, als afnemer van de prestatie kan worden beschouwd. Volgens haar is er een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de gemaakte advocatenkosten in de strafzaak tegen de directeur en de economische activiteiten van eiseres. De goede naam van eiseres moest namelijk gezuiverd worden van de smet die daarop door de strafzaak kwam te rusten. Verweerder meent dat eiseres niet als afnemer van de prestaties kan worden beschouwd en doet een beroep op het Becker-arrest van het Hof van Justitie (HvJ 21 februari 2013, ECLI:NL:XX:2013:BZ3181).

Ten aanzien van het door eiseres aangevoerde, overweegt de rechtbank dat als bewijsregel geldt dat degene aan wie door een ondernemer een factuur wordt uitgereikt waarin hij wordt genoemd als degene aan wie de in de factuur vermelde levering of dienst is verricht en waarin hij verplicht wordt te betalen, behoudens tegenbewijs wordt aangemerkt als degene aan wie de diensten zijn verricht (HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6535).

De rechtbank oordeelt dat in dit geval niet is voldaan aan de door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden, nu eiseres uitdrukkelijk niet vermeld staat als degene aan wie de in de factuur vermelde levering of dienst is verricht. Op de facturen staat in de omschrijving de naam van de directeur /OM en partijen zijn het erover eens dat daarmee wordt gedoeld op de werkzaamheden van de advocaat in de strafzaak van het OM tegen de directeur. Gelet hierop, is de enkele omstandigheid dat eiseres de facturen moest betalen en naar eigen zeggen ook heeft betaald en gedragen, niet voldoende om, behoudens tegenbewijs aan te nemen dat eiseres de afnemer was van de gefactureerde werkzaamheden.

In tegenbewijs slaagt eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond.

Rechtbank Gelderland, 16 juni 2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2016:3176