Eiseres heeft in december 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd gekregen. Hiertegen heeft zij in dezelfde maand bezwaar gemaakt, wat zij op 4 februari 2014 heeft gemotiveerd. Verweerder (de inspecteur) heeft eiseres bij brief van 17 februari vragen gesteld, die zij heeft beantwoord. Op 8 juli 2014 heeft verweerder eiseres wederom vragen gesteld. Eiseres heeft deze vragen op 9 juni 2015 (derhalve bijna een jaar later) beantwoord. Tevens heeft zij bij dit antwoord verweerder in gebreke gesteld en verzocht om binnen twee weken op het bezwaar te beslissen. Verweerder heeft aangegeven hieraan niet te kunnen voldoen. Op 16 juli 2015 heeft verweerder opnieuw vragen gesteld. Bij besluit van 13 augustus 2015 heeft verweerder aan eiseres een dwangsom toegekend wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Verweerder heeft op het moment van de procedure nog geen uitspraak op bezwaar gedaan.

Eiseres stelt in deze procedure – wegens het niet tijdig nemen van een besluit – dat verweerder de beslistermijn ruimschoots heeft overschreden zonder dat daarvoor goede gronden bestaan. Voorts stelt eiseres dat verweerder de bezwaarfase misbruikt voor het doen van onderzoek dat hij voorafgaand aan het opleggen van de naheffingsaanslag had moeten doen.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij weldegelijk goede gronden heeft. Hij voert daarbij aan dat eiseres bijna een jaar wacht met het beantwoorden van zijn vragen. Daarbij zijn de gegeven antwoorden onvolledig. Verweerder meent dat de ingebrekestelling uitsluitend is bedoeld om hem tegen te werken bij het nemen van een beslissing.

Rechtbank ’s-Gravenhage overweegt dat vast staat dat verweerder niet tijdig op het bezwaarschrift heeft beslist. Dat eiseres een jaar heeft gewacht met de ingebrekestelling is op zichzelf geen reden om haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Zij hoeft na het beantwoorden van de vragen niet te wachten op nader onderzoek van verweerder alvorens hem in gebreke te stellen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en gelast verweerder binnen twee weken uitspraak op bezwaar te doen, onder verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000 voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16-3-2016

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:3565