In deze zaak beoordeelt Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende, een in Luxemburg wonende belastingplichtige, tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2020. De aanleiding voor de navorderingsaanslag is een verzoek om een inkomensverklaring, waaruit blijkt dat belanghebbende een nabetaling van Robeco Nederland B.V. heeft ontvangen. Deze nabetaling is in de aangifte aangegeven als pensioeninkomen en daardoor belast tegen 0%, terwijl het in werkelijkheid een bonus uit tegenwoordige dienstbetrekking betreft. De inspecteur had de aangifte aanvankelijk geautomatiseerd verwerkt. Weliswaar signaleerde het systeem van de Belastingdienst een inconsistentie, maar die leidde slechts tot een administratieve correctie door een medewerker van de Centrale Administratieve Processen. Er vond geen inhoudelijke beoordeling van de aangifte plaats en de verwerking werd automatisch afgerond. Belanghebbende stelt dat dit een ambtelijk verzuim oplevert en dat de inspecteur daarom niet mocht navorderen.

De rechtbank oordeelt echter dat de inspecteur in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de gegevens in een aangifte, tenzij er een duidelijke aanleiding is om daaraan te twijfelen. In dit geval bood de aangifte daar geen directe aanleiding toe. Belanghebbende had zowel het pensioen van het pensioenfonds als de nabetaling van Robeco Nederland B.V. opgegeven als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Aangezien belanghebbende sinds 2009 met pensioen is, acht de rechtbank het begrijpelijk dat beide bedragen als zodanig konden worden opgevat. Ook het feit dat Robeco Nederland B.V. loonheffing had ingehouden volgens de witte tabel, verplichtte de inspecteur niet tot nader onderzoek. Pas later, naar aanleiding van het inkomensverklaringsverzoek, werd duidelijk dat de betaling van Robeco Nederland B.V. in feite een bonus uit tegenwoordige dienstbetrekking betrof. Volgens de rechtbank is deze informatie aan te merken als een nieuw feit dat het opleggen van een navorderingsaanslag rechtvaardigt.

De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. Wel stelt zij vast dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag ten onrechte geen arbeidskorting van € 509 heeft toegepast. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt zij de uitspraak op bezwaar.

 

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27 mei 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:3316

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2025:3316