De Minister van Financiën en de Minister van Justitie en Veiligheid hebben het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Het Uitvoeringsbesluit Wwft voorziet onder meer in een nadere uitwerking en uitbreiding van de begripsomschrijving van ‘uiteindelijk belanghebbende’ (UBO) en van ‘politiek prominente personen’ (PEP).
Van 31 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 is het ontwerp voor dit besluit ter consultatie voorgelegd. In deze periode van publieke consultatie zijn er 22 openbare reacties ontvangen en 8 niet openbare reacties. Naar aanleiding van de consultatiereacties is dit besluit op verschillende onderdelen aangepast.
Als gevolg van de ontvangen consultatiereacties is verduidelijkt dat ‘middelbare of lagere functionarissen’ niet worden aangemerkt als prominente publieke functies. Prominente publieke functies zijn invloedrijke functies die een hoger risico op bijvoorbeeld corruptie met zich brengen. Functionarissen die een functie op lager niveau bekleden, worden geacht in een minder invloedrijke positie te verkeren waardoor de risico’s op bijvoorbeeld witwassen of corruptie op voorhand kleiner worden geschat. Ook bestuursleden van lokale politieke partijen dienen om die reden niet als PEP te worden aangemerkt.
Ook ten aanzien van het begrip UBO zijn er verschillende wijzigingen doorgevoerd in het onderhavige besluit. De consultatiereacties hebben er in de eerste plaats toe geleid dat het onderscheid dat in de vierde anti-witwasrichtlijn in de begripsomschrijving van UBO wordt gemaakt tussen juridische entiteiten en juridische constructies, in het onderhavige besluit meer is toegespitst op de in Nederland voorkomende rechtsvormen. Zo is voor de uitwerking van de begripsomschrijving van UBO voor stichtingen thans aangesloten bij de uitwerking van het UBO-begrip voor vennootschappen en andere juridische entiteiten. Als gevolg van deze wijzigingen dienen tot de UBO’s van een stichting onder andere de natuurlijke persoon of personen die direct of indirect meer dan 25% van het eigendomsbelang in de stichting houden. In het geval van stichtingen kunnen uitkeringen aan anderen dan de oprichters, bestuurders en leden van andere organen worden gedaan met een ideële of sociale strekking. Deze uitkeringen vallen als uitkering van winst ook onder de definitie van eigendomsbelang.
Verder is verduidelijkt dat de uitzondering voor beursgenoteerde vennootschappen waarop reeds openbaarmakingsvereisten van toepassing zijn, eveneens geldt voor 100% dochtermaatschappijen van deze beursgenoteerde vennootschappen. Daarnaast is de reikwijdte van het begrip hoger leidinggevend personeel nader toegelicht voor de toepassing van het UBO-begrip. Tot het hoger leidinggevend personeel worden op grond van de Wwft de dagelijks beleidsbepalers van een Wwft-instelling gerekend, alsmede de leidinggevenden binnen een instelling direct onder dat niveau die verantwoordelijk zijn voor natuurlijke personen wier werkzaamheden van invloed zijn op de blootstelling van een instelling aan de risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme.
Tot slot zijn de gevolgen voor de regeldruk verder in kaart gebracht. Het wordt onderkend dat de verplichtingen die voor instellingen voortvloeien uit de vierde anti-witwasrichtlijn aanzienlijke gevolgen hebben voor de regeldruk. De ministers achten deze regeldruk evenwel proportioneel. In het ontwerpbesluit worden de toenemende kosten en de artikelen nader toegelicht.
Brief Minister van Financiën 6 april 2018, kamerstukken II 2017/18 34 808 nr. 16
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2018D23635&did=2018D23635