Belanghebbende heeft in oktober 2008 met een aannemer overeenstemming bereikt over de bouw van een nieuw bedrijfspand. In dezelfde maand heeft de aannemer aan belanghebbende een bescheid uitgereikt waarop een aanneemsom van € 685.000 en een bedrag van € 130.150 aan btw vermeld staan. Op het bescheid werd tevens aangegeven dat  betalingen binnen 14 dagen dienen plaats te vinden.

De bouwwerkzaamheden zijn in december 2008 aangevangen. In 2008 heeft belanghebbende geen betalingen verricht die verband houden met de bouw. Bij haar aangifte over het vierde kwartaal van 2008 heeft belanghebbende de btw in aftrek gebracht die op het bescheid vermeld stond. Van januari 2009 tot en met juni 2009 heeft belanghebbende nota’s ontvangen waarop een deel van de aanneemsom vermeerderd met de btw was vermeld. Deze nota’s heeft belanghebbende voldaan. De op de termijnnota’s vermelde bedragen aan btw zijn over de tijdvakken waarin deze zijn uitgereikt op aangifte voldaan, en door belanghebbende niet in aftrek gebracht.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat belanghebbende ten onrechte  bij haar aangifte over het vierde kwartaal van 2008 de btw  in aftrek zou hebben gebracht. Het Hof laat in het midden of

Volgens de Hoge Raad staat geen wettelijk voorschrift eraan in de weg dat de aannemer een factuur in de zin van artikel 15, lid 1, letter a, en artikel 35, lid 1, van de Wet OB zou uitreiken, zodra met belanghebbende overeenstemming was bereikt over de bouw van het pand. De door het Hof gebruikte gronden sluiten niet uit dat het bescheid kan worden aangemerkt als een factuur en dat op die grond de daarin vermelde btw op de voet van artikel 13, lid 1, van de Wet in het vierde kwartaal van 2008 door de aannemer verschuldigd is geworden en dat belanghebbende in dat geval recht op aftrek heeft.

De Hoge Raad verwijst het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing. Onder andere dient onderzocht te worden of het bescheid kan worden aangemerkt als een factuur, dan wel of het bescheid een factuur is in de zin van artikel 37 van de Wet OB en indien het een dergelijke factuur is, of de Inspecteur bij het opleggen van een naheffingsaanslag aan belanghebbende en niet aan de aannemer de juiste afweging heeft gemaakt.

Hoge Raad, 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1084

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:1084