Rechtbank Noord-Nederland oordeelt in deze zaak over het beroep van belanghebbende tegen een verzuimboete van € 385 wegens het te laat indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting over 2021. Belanghebbende weigert uit principiële overwegingen digitaal aangifte te doen vanwege de risico’s van digitale gegevensverwerking, zoals hacking en datadiefstal. Hij vindt dat de Belastingdienst hem jaarlijks automatisch een papieren aangiftebiljet moet toesturen, zoals in het verleden gebeurde, en verzet zich tegen de huidige werkwijze waarbij hij daar elk jaar opnieuw om moet vragen. Belanghebbende geeft tijdens de zitting openlijk aan dat hij de boete bewust heeft uitgelokt. Hij wil via deze weg een rechterlijk oordeel krijgen over de vraag of de Belastingdienst hem mag verplichten om jaarlijks zelf om een papieren biljet te verzoeken.

De rechtbank stelt vast dat het beboetbare feit, het te laat indienen van de aangifte, inderdaad is gepleegd. De argumenten van belanghebbende tegen verplicht digitaal aangifte doen acht de rechtbank feitelijk ongegrond. De wet- en regelgeving bieden nog altijd de mogelijkheid om op verzoek een papieren biljet te ontvangen, en van die mogelijkheid heeft belanghebbende in dit geval ook gebruikgemaakt, zij het te laat. Hoewel de communicatie van de Belastingdienst hierover te wensen overlaat  (in de uitnodiging, herinnering en aanmaning wordt nergens vermeld dat een papieren biljet kan worden aangevraagd) acht de rechtbank het beleid van de Belastingdienst om papieren biljetten alleen op verzoek toe te sturen gerechtvaardigd. Het belang van een efficiënte en uniforme aangifteverwerking weegt zwaarder dan de beperkte moeite die belanghebbende moet doen om jaarlijks dat verzoek te doen.

Wat betreft de hoogte van de boete oordeelt de rechtbank dat deze, mede gezien de achtergrond van de zaak, te hoog is. Belanghebbende heeft immers uitdrukkelijk verklaard dat hij het risico van een boete bewust heeft genomen om de principiële kwestie aan de rechter voor te kunnen leggen. Daarbij speelt ook mee dat hij in de jaren vóór en na 2021 wél steeds tijdig om een papieren aangiftebiljet heeft verzocht en tijdig aangifte heeft gedaan. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een boete van € 200 passend en geboden. Bovendien is de redelijke termijn overschreden, wat leidt tot een aanvullende verlaging van € 20.

De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de boete tot € 180.

 

Rechtbank Noord-Nederland 20 mei 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:1922

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNNE:2025:1922