Belanghebbende huurde een safeloket bij de Rabobank vanaf 2011. In 2018 is hier ingebroken en zijn de hierin opgeslagen sieraden en contante geldbedragen gestolen. Naar aanleiding hiervan heeft de Rabobank een vergoeding betaald aan belanghebbende van ruim € 134.133. Belanghebbende heeft het vermogen dat in het safeloket lag alsmede de door de Rabobank betaalde schadevergoeding niet in zijn aangiften IB vermeld. De inspecteur legt vervolgens voor de jaren 2015 t/m 2019 navorderingsaanslagen met vergrijpboetes op.

Belanghebbende stelt dat het niet zijn bedoeling was om de inhoud van het safeloket niet in zijn aangiften te vermelden. Het vermogen is volgens belanghebbende niet opgenomen uit onwetendheid. Op de zitting verklaart hij dat zijn adviseur nooit naar het safeloket heeft gevraagd en dat hij zijn adviseur ook nooit over het safeloket en het vermogen in het safeloket heeft verteld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig en daarmee onachtzaam heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld te wijten is dat de aangiften onjuist waren door in die aangiften niet zijn hele vermogen op te nemen. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboetes van € 801, € 773, € 697 en € 566 in dit geval passend en geboden.

Aangaande de vergrijpboete over het jaar 2019 stelt de inspecteur dat sprake is van opzet. Daarom heeft hij over dat jaar een vergrijpboete van 150% (€ 1.458) opgelegd. De vergrijpboete is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd. De rechtbank acht bewezen dat belanghebbende bij het indienen van de aangifte over 2019 wist dat hij van de Rabobank een vergoeding had ontvangen voor het uit zijn safeloket gestolen vermogen en dat hij op de hoogte was van een brief van de Rabobank waarin hij door de bank was gewaarschuwd aangifte te doen van zijn gehele vermogen. Desondanks heeft hij in de aangifte niets met de uitbetaalde schadevergoeding gedaan. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel is dat belanghebbende zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangifte onjuist was.

De beroepen worden ongegrond verklaard.

Rb. Zeeland-West-Brabant 15 september 2022 ECLI:NL:RBZWB:2022:5356