Een echtpaar exploiteert twee restaurants in firmaverband. In het kader van een boekenonderzoek verzoekt de inspecteur om de digitale kassabestanden van de restaurants. De gevraagde kassabestanden worden niet verstrekt als gevolg waarvan de inspecteur een informatiebeschikking oplegt wegens schending van de informatie-en administratieplicht. Op basis van de resultaten van het boekenonderzoek legt de inspecteur aan zowel de echtgenoot als de echtgenote (belanghebbenden) navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014 en vergrijpboeten van 50% op.

In beide zaken stelt Rechtbank Noord-Holland vast dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. Na het onherroepelijk worden van de informatiebeschikking hebben belanghebbenden binnen de daartoe gesteld termijn de inspecteur bericht dat een deel van administratie zou zijn weggegooid op het moment dat het echtpaar uit Nederland verhuisde en een deel mogelijk nog beschikbaar kan worden gesteld. Volgens de rechtbank is dit bericht van belanghebbenden onvoldoende concreet om te concluderen dat is verzocht om een (nieuwe) termijn waarbinnen de gevraagde informatie kan worden verstrekt. De inspecteur heeft voorts – door te extrapoleren aan de hand van de omzetcijfers die (wel) bekend waren – de aanslagen vastgesteld naar een redelijke schatting, aldus de rechtbank.

Ten aanzien van de vergrijpboeten stelt de inspecteur dat het opzet dan wel de grove schuld van belanghebbenden tot het doen van onjuiste aangiften blijkt uit de gebrekkige administratie én de te weinig aangegeven omzet van € 81.000 (2013) en € 118.775 (2014). Ook blijkt het verwijtbare handelen van belanghebbenden volgens de inspecteur uit “een patroon van het niet nakomen van de administratie- en bewaarplicht, hetgeen meebrengt dat bevindingen ter zake van andere jaren kunnen bijdragen aan het bewijs van de in geschil zijnde boetes.”

De rechtbank oordeelt evenwel dat de inspecteur de opzet of de grove schuld niet overtuigend heeft aangetoond. Niet is gebleken dat de oneigenlijke werkwijzen van belanghebbenden (“het patroon”) van latere jaren ook werd toegepast in de jaren 2013 en 2014. Het enkele feit dat niet (meer) over de administratie/kassabestanden van 2013 en 2014 wordt beschikt maakt dit niet anders. Voor zover de inspecteur (pas) op zitting wees op omstandigheden waaruit de verwijtbaarheid van belanghebbenden zou blijken, merkt de rechtbank op dat die omstandigheden specifiek moeten zijn voorgehouden en belanghebbende daarop hadden moeten kunnen reageren. Dit is niet gebeurd.

De rechtbank vernietigt in beide zaken de vergrijpboeten.

Rechtbank Noord-Holland, 24 augustus 2022. ECLI:NL:RBNHO:2022:12534 https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNHO:2022:12534 (echtgenoot)

Rechtbank Noord-Holland 24 augustus 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:12535 https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNHO:2022:12535 (echtgenote)