Op 22 november 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak gedaan in een prejudiciële zaak over het Luxemburgse UBO-register en geoordeeld dat de toegankelijkheid van het UBO-register voor het grote publiek “een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens”. Sindsdien zijn de UBO-gegevens niet meer openbaar en is het niet meer mogelijk een ‘KVK-uittreksel UBO-register’ aan te vragen. Minister Kaag heeft in een kamerbrief laten weten hoe het kabinet van plan is om te gaan met de uitspraak van het Hof van Justitie en over de gevolgen daarvan voor het UBO-register.

De consequentie van de uitspraak van het Hof van Justitie is dat moet worden teruggevallen op de oude witwasrichtlijn. Dit betekent dat lidstaten er zorg voor moeten dragen dat informatie over UBO’s toegankelijk is voor personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen, in plaats van voor elk lid van de bevolking.

In de kamerbrief schrijft Kaag dat de UBO-gegevens in de toekomst voor de volgende drie groepen zal kunnen worden geraadpleegd:

  1. In het Handelsregisterbesluit aangewezen bevoegde autoriteiten en de FIU. Bij bevoegde autoriteiten gaat het onder andere om de Wwft-toezichthouders, Belastingdienst, de FIOD en het OM.
  2. De Wwft-instellingen zoals belastingadvies- en accountantskantoren. Echter, het landschap aan Wwft-instellingen is divers, evenals de technische modaliteiten waarmee deze instellingen toegang hadden tot het UBO-register. Daarbij zijn veel Wwft-instellingen niet rechtstreeks op het UBO-register aangesloten, maar via ICT-leveranciers die geen legitiem belang hebben voor inzage van UBO-informatie. Het identificeren van welke individuele instellingen toegang kunnen hebben en dit technisch en praktisch inregelen is derhalve complex en kost tijd. Hierbij is een belangrijke gebruikersgroep de grootbanken. Deze instellingen zijn relatief eenvoudig te identificeren en aan te sluiten. Verwacht wordt dat de toegang voor deze groep relatief snel kan worden hersteld en dat de andere groepen Wwft-instellingen zo snel mogelijk zullen aansluiten.
  • Personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen, waaronder mogelijk de pers, maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering en personen die de identiteit van een UBO willen kennen omdat zij daar mogelijk transacties mee aangaan. Ten aanzien van toegang tot de laatste groep wordt op dit moment gedacht aan een lijst met objectieve indicatoren, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of sprake is van legitiem belang.

Ten aanzien van de Wwft-stellingen merkt Minister Kaag op dat de terugmeldplicht alleen geldt voor instellingen die verplicht zijn geconstateerde discrepanties te melden. Indien zij het UBO-register niet kunnen raadplegen, en derhalve ook geen discrepanties kunnen constateren, kunnen en hoeven zij geen terugmeldingen te verrichten zolang zij geen toegang hebben tot UBO-informatie in het register. Ten aanzien van de verplichting tot het raadplegen van het UBO-register, zal de regeling uit de Kamerbrief van 14 april jl. gelden totdat de aansluiting van de betreffende Wwft-instelling op het UBO-register is hersteld. Wwft-instellingen worden geïnformeerd wanneer zij wederom toegang hebben. Deze regeling luidt als volgt:

In het geval dat een juridische entiteit de opgave heeft gedaan, maar deze nog niet is verwerkt, kan de meldingsplichtige instelling volstaan met de vaststelling dat de opgave is gedaan, met de uitleg van de cliënt welke UBO-gegevens en onderliggende documentatie daarbij zijn opgegeven. Dat de opgave is gedaan kan vastgesteld worden aan de hand van de bevestigingsmail van de KVK. Daarbij dient de cliënt de meldingsplichtige instelling te informeren zodra de registratie is voltooid. De meldingsplichtige instelling blijft uiteraard altijd – ongeacht of een juridische entiteit wel of niet (tijdig) aan de registratieplicht heeft voldaan – verantwoordelijk voor het cliëntenonderzoek, waaronder het adequaat vaststellen van de UBO’s.” (Kamerstukken II 2021/22, 32545, 168, p. 5)

Kamerbrief over uitspraak Hof van Justitie van de Europese Unie over UBO-register

https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-financien/documenten/kamerstukken/2023/01/20/kamerbrief-analyse-en-opvolging-uitspraak-hof-van-justitie-eu-over-het-ubo-register