Rechtbank Amsterdam oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op een beklag tegen inbeslagneming in het kader van een grensoverschrijdende onderzoeksmaatregel van het Europees Openbaar Ministerie (EPPO). Het verzoek van klaagster om inzage in de onderzoeksmaatregel wordt afgewezen vanwege het belang van vertrouwelijkheid. De rechtbank heropent het onderzoek en verwijst de zaak naar de rechter-commissaris om uitvoering te geven aan de eerder gelaste filtering op mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal.
Feiten
De FIOD heeft onder toezicht van de assisterende gedelegeerd Europees aanklager (aEDP), doorzoekingen uitgevoerd bij het bedrijfspand van klaagster en op het privéadres van de bestuurder. Deze doorzoekingen vonden plaats op basis van een grensoverschrijdende onderzoeksmaatregel van een Portugese gedelegeerde Europees aanklager, gebaseerd op artikel 31 van EU-verordening 2017/1939. Bij de doorzoekingen is digitale administratie in beslag genomen door het kopiëren van gegevens op digitale dragers.
Standpunten
Vervolgens heeft de aEDP een vordering ingediend ex artikel 181 Sv, gericht op de filtering van de inbeslaggenomen digitale gegevens op mogelijk verschoningsgerechtigde informatie. De rechter-commissaris heeft deze vordering toegewezen. Daarnaast heeft de aEDP een tweede, soortgelijke vordering op grond van artikel 181 Sv ingediend met betrekking tot de inbeslaggenomen gegevensdragers op het adres van de bestuurder. Over deze tweede vordering heeft de rechter-commissaris nog geen beslissing genomen.
Klaagster stelt dat er geen machtiging tot inbeslagneming ten aanzien van haar bestond, waardoor het beslag onrechtmatig is. Daarnaast verzoekt klaagster op grond van artikel 23 lid 5 Sv om inzage in de onderzoeksmaatregel, zodat de rechtmatigheid van het beslag kan worden getoetst. Verder beroept zij zich op artikel 31 van de EU-verordening 2017/1939 en op een arrest van het Hof van Justitie, stellende dat de rechtbank Amsterdam bevoegd is hierover te oordelen. Tot slot voert klaagster aan dat onder de inbeslaggenomen gegevens stukken vallen die onder het verschoningsrecht vallen. Zij verzoekt om het beklag gegrond te verklaren, het beslag op die stukken op te heffen, en de gegevens terug te geven of te vernietigen.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek van klaagster af om inzage te krijgen in de onderzoeksmaatregel, vanwege het belang van vertrouwelijkheid. De rechtbank heeft zelf inzage gehad in de onderzoeksmaatregel van de Portugese autoriteiten en stelt vast dat deze ook betrekking had op klaagster. Daarmee is het beslag, ook op geheimhoudermateriaal, rechtmatig gelegd. Dat zich mogelijk verschoningsgerechtigde stukken onder de inbeslaggenomen gegevens bevinden, maakt het beslag niet onrechtmatig.
De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om over het beklag te oordelen. Uit de EU-verordening 2017/1939 en het arrest van het Hof van Justitie volgt dat de tenuitvoerlegging van een grensoverschrijdende onderzoeksmaatregel moet worden getoetst door de rechter van het land waar de maatregel wordt uitgevoerd.
Aangezien de rechter-commissaris al een beslissing heeft genomen over dat een filtering moet plaatsvinden op mogelijk geheimhoudermateriaal, maar de uitvoering daarvan nog niet heeft plaatsgevonden, en over de tweede vordering (beslag op een tweede locatie) nog niet is beslist, acht de rechtbank het beroep van klaagster op artikel 98 Sv nog prematuur. De filtering op verschoningsgerechtigde stukken moet eerst worden afgerond voordat het beklag inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank houdt de behandeling van het beklag aan en stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris om uitvoering te geven aan de eerder toegekende en nog te beoordelen vorderingen ex artikel 181 Sv. Klaagster zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om zich gemotiveerd uit te laten over het verschoningsrecht, waarna de rechter-commissaris hierover zal beslissen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBAMS:2025:7389
