De AFM heeft in 2017 een klacht ingediend tegen twee accountants vanwege het ten onrechte afgeven van een goedkeurende controleverklaring van de jaarrekening over 2014 van een internationale zuivelproducent. De Accountantskamer heeft deze klacht grotendeels gegrond verklaard en een maatregel opgelegd van tijdelijke doorhaling van de inschrijving in de registers van twee maanden. Eén van de twee accountants is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan.

De accountant wordt verweten tijdens het onderzoek van de AFM bij herhaling een onjuiste voorstelling van feiten en gebeurtenissen gegeven te hebben over de controle van de jaarrekening. Zo zou ten onrechte de indruk zijn gewekt dat bepaalde controlewerkzaamheden zijn verricht en zouden zijn vastgelegd voor de datum van de controleverklaring. Niet in geschil is dat er na het verstrekken van de controleverklaring en na het door de AFM aangekondigde onderzoek door het controleteam van de accountant vragen zijn gesteld over vooruitbetalingen en handelsvorderingen. Deze vragen zijn per e-mail beantwoord, maar bevonden zich niet in het controledossier. De AFM is pas na het vorderen van inzage in alle emailberichten hiermee bekend geraakt.

Het College volgt het oordeel van de Accountantskamer dat de accountant niet transparant is geweest en misleidende informatie heeft verschaft. Daarnaast bevestigt het College ook het oordeel van de Accountantskamer dat de accountant voor belangrijke en materiële posten en onderwerpen in de jaarrekening niet beschikte over voldoende en geschikte controle-informatie. Het College komt aldus tot de conclusie dat de accountant een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en dat de controle onvoldoende is onderbouwd.

Tot slot acht het College de door de Accountantskamer opgelegde maatregel van doorhaling in de registers voor de duur van twee maanden passend en geboden en verklaart het hoger beroep ongegrond.

CBb 13 september 2022, ECLI:NL:CBB:2022:614

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CBB:2022:614