Naar aanleiding van ingediende suppletieaangiften van een groothandel in telecomapparatuur is er door de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld. Vervolgens is de voorbelasting die al eerder aan de groothandel in rekening is gebracht door een leverancier geweigerd omdat de Inspecteur van mening is dat de groothandel wist of had moeten weten dat zij onderdeel had uitgemaakt van btw-carrouselfraude. Dit resulteerde in twee naheffingsaanslagen van € 450.016 en € 1.006.224. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en later beroep ingediend.

In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende voert aan dat de Inspecteur niet heeft bewezen dat sprake is van fraude en dat zij niet wist of had moeten weten dat zij met de beschreven transacties deel uitmaakte van een keten waarin btw-fraude is gepleegd. De Inspecteur is van mening dat wel sprake is van fraude en dat belanghebbende zich hier bewust van was of dat had moeten zijn.

De bewijslast van het feit dat sprake is van een keten waarin btw-fraude is gepleegd en van het feit dat de groothandel wist of had moeten weten dat zij deelnam aan deze keten, rust volgens de rechtbank op verweerder. De bestanddelen van de door de Inspecteur gestelde fraude dienen daarom nauwkeurig te worden omschreven en daarvoor dient tevens bewijs te worden geleverd. De Inspecteur heeft in dat kader aangevoerd dat de leverancier de schakel in de keten is die fraude heeft gepleegd. Dit zou blijken uit het feit dat de leverancier de aan de groothandel in rekening gebrachte omzetbelasting niet heeft voldaan op aangifte en dat over die maanden evenmin aangiften omzetbelasting zijn ingediend door de leverancier. Ook is het btw-nummer van de leverancier ingetrokken. De groothandel koopt in bij de leverancier en verkoopt de goederen vervolgens door waardoor zij een schakel vormt in de btw-carrouselfraude, aldus de Inspecteur. Dat de groothandel wist of behoorde te weten van de vermeende fraude, baseert de Inspecteur op het feit dat zij meermaals gewaarschuwd zou zijn voor de risico’s van de handel in mobiele telefoons en toebehoren. Daarnaast heeft de groothandel de leverancier tot twee keer toe niet gemeld als nieuwe leverancier.

De rechtbank gaat niet mee in het betoog van de Inspecteur. Volgens de rechtbank  is het enkele feit dat de leverancier de door haar verschuldigde belasting niet op aangiften heeft voldaan en over twee maanden helemaal geen aangifte heeft gedaan onvoldoende aan te nemen dat de Inspecteur aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan.  Volgens de rechtbank kunnen daar immers ook andere redenen dan fraude aan ten grondslag hebben gelegen. Bovendien is gesteld noch gebleken dat binnen de keten op enige andere wijze sprake is van fraude. De Inspecteur heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van btw-carrouselfraude. Het beroep wordt gegrond verklaard, de naheffingsaanslagen worden verminderd tot nihil en de Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten.

Rb. Den Haag 14 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3523

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:3523