De bestuurder van een BV wordt verweten feitelijk leiding te hebben gegeven aan het niet betalen van de verschuldigde omzetbelasting en het plegen van valsheid in geschrift. De bestuurder zou met zijn bedrijf hebben deelgenomen aan een BTW-carrousel.
Rechtbank Rotterdam overweegt dat de verdachte de enige bestuurder van het bedrijf was, en als zodanig verantwoordelijk was voor de algemene gang van zaken van de vennootschap. Tijdens de zitting heeft de verdachte ook bevestigd dat hij leidinggaf aan het bedrijf. Tot de verantwoordelijkheden van de bestuurder horen het doen van belastingaangiftes en het betalen van verschuldigde omzetbelasting, althans zeker te stellen dat dit wordt gedaan. De bestuurder kan zich er volgens de rechtbank niet achter verschuilen dat hij de administratie van het bedrijf aan de boekhouder heeft afgegeven en er daarna op vertrouwde dat die de aangifte zou doen en de aanslag betaald zou worden. De bestuurder heeft ervoor gezorgd dat op de bankrekening van het bedrijf geld werd ontvangen uit hoofde van de omzetbelasting en had er ook voor moeten zorgen dat er op aangifte omzetbelasting werd betaald. Dit geldt temeer omdat de Belastingdienst het bedrijf op 6 mei 2014 uitnodigde om aangifte te doen voor de betreffende periode en op 25 augustus 2014 de bestuurder er met een naheffingsaanslag op wees dat hij dat niet had gedaan.
Door niet zeker te stellen dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd, heeft de bestuurder zich volgens de rechtbank willens en wetens schuldig gemaakt aan het feitelijk leidinggeven aan het niet betalen van verschuldigde omzetbelasting, en aan het niet doen van belastingaangifte.
De bestuurder was met het bedrijf actief in de schoonmaakbranche toen hij door een (relatief) onbekende werd benaderd met het voorstel om transacties in computerspullen via zijn bedrijf te laten lopen. De facturen voor inkoop van de goederen moest zijn bedrijf voldoen aan een andere partij dan de partij die de goederen leverde. Het bedrijf had geen eigen middelen om de inkoop van de spullen te betalen en evenmin om de omzetbelasting die in rekening werd gebracht af te dragen aan de Belastingdienst. Dit zijn allemaal indicaties dat het ging om schijnhandel. De bestuurder heeft geen nader onderzoek gedaan naar de transacties en naar de partijen die daarbij betrokken waren. Door zo te handelen heeft de bestuurder bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het handelsverkeer met de wederpartijen van het bedrijf bestond uit schijntransacties (in dit geval een zogenaamde BTW-carrousel) en dus dat de facturen die hij ten behoeve daarvan opstelde een valse voorstelling van zaken gaven. De bestuurder heeft zich schuldig gemaakt aan het valselijk opmaken van facturen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde overtuigend bewezen en veroordeelt de bestuurder tot een taakstraf van 85 uur. De straf is gematigd vanwege het tijdsverloop en overschrijding van de redelijke termijn met 2 jaar.
Rechtbank Rotterdam 30 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:5067
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2024:5067