Een 38-jarige man, wordt ervan verdacht met zijn bedrijf belastingfraude te hebben gepleegd  door opzettelijk onjuiste of onvolledige aangiften omzetbelasting in te dienen en het valselijk opmaken van zijn bedrijfsadministratie. Er zou sprake zijn van een benadelingsbedrag van € 86.810.

De inspecteur heeft een boekenonderzoek naar de aangiften omzetbelasting ingesteld. Daarbij viel hem onder meer op dat een aantal uitgaven te hoog was voor de omvang van de onderneming van verdachte, de facturen die ten grondslag lagen aan die uitgaven vermoedelijk vals waren en dat deze ten onrechte waren opgenomen in de administratie. Diverse getuigen zijn over deze facturen gehoord. Zij verklaren dat het desbetreffende bedrijf niet bij hen bekend was, de lay-out van de factuur anders was en de facturen niet waren betaald.

De Rechtbank acht aannemelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door valse facturen op te (laten) nemen in de bedrijfsadministratie. Daarnaast zijn er onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend die gebaseerd zijn op de valselijk opgemaakte bedrijfsadministratie. Dit alles neemt de Rechtbank verdachte zeer kwalijk, temeer nu van hem als bestuurder van zijn bedrijf professioneel en integer handelen mocht worden verwacht. Verdachte heeft het vertrouwen dat in hem als bestuurder is gesteld ernstig beschaamd.

De Rechtbank legt verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, ten eerste omdat hij niet eerder is veroordeeld wegens belastingfraude en ten tweede vanwege zijn persoonlijke situatie. Als verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet uitzitten kan hij niet voor zijn kinderen zorgen, terwijl de kinderen zijn zorg juist nodig hebben. De Rechtbank legt om die reden een onvoorwaardelijke taakstraf op. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de Rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte geen volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Hij probeert de schuld namelijk af te schuiven op anderen.

De Rechtbank acht het van belang gezien de ernst van de feiten en om zoveel mogelijk te waarborgen dat verdachte niet zal recidiveren, naast de onvoorwaardelijke taakstraf een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

De Rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van 3 jaar, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis, als deze niet naar behoren wordt verricht.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2020:249